Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:260

Zaaknummer

R. 4590/14.175

Inhoudsindicatie

Het betreft de vijfde klacht van klager tegen verweerder waarin hij als advocaat van klagers wederpartij heeft opgetreden. De gestelde verwijten zijn niet-ontvankelijk. Klacht is overigens kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 18 augustus 2014 met kenmerk K136 2014, door de Raad ontvangen op 18 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1 Verweerder heeft tot eind 2011 de belangen van de voormalige echtgenote van klager behartigd in onder meer de echtscheidingsprocedure.

1.2 Verweerder heeft op 19 augustus 2010 bij de politie ’s-Gravenhage aangifte gedaan tegen klager ter zake van stalking en/of belediging en/of smaad/smaadschrift.

1.3 Klager is naar aanleiding van deze aangifte door de politierechter te Amsterdam veroordeeld voor eenvoudige belediging.

1.4 Bij vonnis van 23 april 2014 van de rechtbank Den Haag, team kanton Den Haag, zijn de door klager tegen verweerder ingestelde vorderingen tot betaling van immateriële schadevergoeding wegens het doen van een valse aangifte en onrechtmatig handelen van verweerder, afgewezen.

1.5 Bij e-mail van 17 mei 2014 met bijlagen heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij een valse aangifte tegen hem heeft gedaan. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat klager hem 3440 e-mails heeft gestuurd en verweerder heeft vervolgens heeft geweigerd dit aantal te corrigeren (a.). Voorts klaagt klager over de (ontbrekende) kwaliteiten van verweerder als advocaat van zijn voormalig echtgenote (b.).

 

3 BEOORDELING

3.1 Klachtonderdeel a. betreffende de beweerdelijke valse aangifte die verweerder tegen klager heeft gedaan vanwege het gestelde aantal e-mails van 3440 treft geen doel. Het stond verweerder vrij aangifte te doen. Dat sprake is geweest van een valse aangifte kan, gelet op  het vonnis van de rechtbank Den Haag, team kanton Den Haag van 23 april 2014, niet worden vastgesteld, ook niet indien het aantal van 3440 e-mails slechts schattenderwijs is vastgesteld. Van klachtwaardig handelen is derhalve geen sprake.

32. Voor zover de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder als advocaat van de voormalig echtgenote van klager is dit de vijfde klacht die klager ter zake tegen verweerder heeft ingediend. Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat hij zijn bezwaren – voor zover deze niet eerder zijn aangevoerd – niet eerder heeft kunnen aanvoeren. Derhalve is dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk.

3.3 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a. kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b. kennelijk niet-ontvankelijk.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a. en b. als kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 september 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op  september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.