Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:323

Zaaknummer

7140

Inhoudsindicatie

Nadat kantoorgenoot in vijf zaken niets noemenswaardigs ondernam, verliet deze kantoorgenoot het kantoor waar verweerster als adovcaat-stagiare werkzaam was. Verweerster is haar toezeggingen nagekomen. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 november 2014

in de zaak 7140

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 7 april 2014, onder nummer L 206-2013, aan partijen toegezonden op 8 april 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADSHE:2014:69.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van verweerster aan het hof van 29 juni 2014;

-    een stuk van klager aan het hof ontvangen ter griffie van het hof op 12 augustus 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 september 2014, waar klager is verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat:

verweerster niets heeft gedaan in een vijftal zaken, welke aan een kantoorgenoot van haar waren toevertrouwd en door haar (gedeeltelijk) zijn overgenomen na het vertrek van deze kantoorgenoot.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    Het hof overweegt daarbij, dat het feit dat niet is gebleken dat verweerster nog heeft gereageerd op de e-mail van klager aan haar van 27 november 2012 valt te billijken nu verweerster klager laatstelijk bij brief van 20 november 2012 uitgebreid en onderbouwd had geïnformeerd en geadviseerd over zijn zaken, en de brief van 27 november 2012 daar niets nieuws aan toe voegde.  

5.3    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 7 april 2014, onder nummer L 206-2013.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. T. Zuidema, G.J.L.F. Schakenraad, C.A.M.J. Raymakers en J.S.W. Holtrop, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014.