Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:197
Zaaknummer
R. 4566/14.151a
Inhoudsindicatie
De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk voor zover daarin klachtonderdelen zijn opgenomen die reeds eerder bij de deken en in een tuchtrechtelijke procedure aan de orde zijn geweest. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat het litigieuze deurwaarderskantoor niet bestaat, en dat dientengevolge de uitgebrachte exploiten nietig zijn, is dit niet een verwijt dat verweerster treft, maar een verwijt aan het deurwaarderskantoor, nu verweerster heeft betwist dat zij hiervan ten tijde van de verweten gedraging weet had. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 4 juli 2014 met kenmerk R 2014/61, door de raad ontvangen op 7 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klagers zijn al vele jaren verwikkeld in diverse juridische procedures.
1.2 Naast die procedures is een groot aantal klachten ingediend, meer in het bijzonder tegen verweerster en kantoorgenoten van verweerster. Geen van de klachten tegen verweerster is in het verleden gegrond verklaard.
1.3 Bij brief van 26 mei 2014 met bijlagen hebben klagers opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klagers verweerster dat zij:
a. een gerechtsdeurwaarderskantoor heeft ingeschakeld dat volgens een Beleidsadviseur Handelsregister en Projectmanager Criminaliteits-preventie niet bestaat;
b. op de hoogte is van het niet-bestaan van het vermeende deurwaarderskantoor;
c. heeft verzuimd haar nieuwe kantooradres door te geven aan de advocaat van klagers, een dagvaarding naar aanleiding van een controle bezoek van klagers heeft uitgebracht welke dagvaarding bol staat van onjuistheden, leugens, valse aantijgingen, smaad en laster alsmede door manipulatief en bedrieglijk gedrag in samenspanning met een griffiemedewerker de mondelinge behandeling in kort geding bewust heeft door laten gaan op een verhinderdatum van de advocaat van klagers;
d. haar gemachtigde in de kort geding-procedure onjuist heeft geïnformeerd over de feiten, context en achtergrond in de betreffende kwestie;
e. opdracht heeft gegeven de na wraking tot stand gekomen rechterlijke beslissingen van 27 en 31 oktober 2011 bij exploit te laten uitbrengen;
f. een verzoek heeft gedaan om een herstelvonnis bij de administratie Kort Geding na de bewuste wraking;
g. misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden door opdracht te geven tot het ten uitvoerleggen van vonnissen, die in geen enkel opzicht voldoen aan de vereiste wettelijke bepalingen voor een rechtsgeldige uitgifte van een rechterlijk beslissing;
h. ervoor heeft gezorgd dat eerst op 28 mei 2013 de rechterlijke beslissingen in hoger beroep tot stand zijn gekomen, terwijl de uitspraak was vastgesteld op 27 november 2012;
i. medeplichtig is aan het gebruik van vervalste authentieke akten, van exploiten die in werkelijkheid afkomstig zijn van twee – nog steeds actieve – uit hun ambt ontzette voormalige rechtsdeurwaarder.
3. BEOORDELING
Ten aanzien van de klachtonderdelen c tot en met i
3.1 De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk voor zover daarin klachtonderdelen zijn opgenomen die reeds eerder bij de deken en in een tuchtrechtelijke procedure aan de orde zijn geweest. Ook in tuchtrechtelijke procedures als de onderhavige geldt het adagium dat dezelfde klacht in beginsel niet twee maal ter beslissing kan worden voorgelegd (ne bis in idem) en geen feiten zijn gesteld of gebleken die nopen tot afwijking van dit beginsel.
Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b
3.2 Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat het litigieuze deurwaarderskantoor niet bestaat, - het bericht van de heer R, Beleidsadviseur Handelsregister en Projectmanager Criminaliteitspreventie, is daarvoor onvoldoende - en dat dientengevolge de uitgebrachte exploiten nietig zijn, is dit niet een verwijt dat verweerster treft, maar een verwijt aan het deurwaarderskantoor, nu verweerster heeft betwist dat zij hiervan ten tijde van de verweten gedraging weet had. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
3.3 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen c tot en met i kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond en de klachtonderdelen c tot en met i als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 17 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.