Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:279

Zaaknummer

7151

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 13 Advocatenwet ongegrond. Onherroepelijke uitspraak herzieningsverzoek afgewezen en eerder verzoek tot aanwijzing van advocaat voor hetzelfde probleem afgewezen.

Uitspraak

Beslissing van 22 september 2014

in de zaak 7151

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Limburg

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 6 mei 2014 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 9 mei 2014 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 15 mei 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de brief van klager aan het hof van 19 mei 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 augustus 2014, waar klager en de deken zijn verschenen.

3    HET BEKLAG

    Klager stelt dat de deken ten onrechte niet aan zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft voldaan.

4    BEOORDELING

4.1    De deken heeft in zijn beslissing van 6 mei 2014 aangevoerd niet tot aanwijzing van een advocaat over te gaan omdat:

-    klager over de kwestie waarover hij wil procederen tegen de gemeente B. en de gemeente E. al een onherroepelijke uitspraak heeft gekregen;

-    de herroepingsprocedure die klager aanhangig heeft gemaakt is afgewezen;

-    klagers eerdere verzoek aan de deken tot aanwijzing van een advocaat voor hetzelfde probleem in 2009 door de deken is afgewezen en het Hof van Discipline bij beslissing van 11 december 2009 onder nummer 5562 het beklag van klager hiertegen heeft afgewezen;

-    de tuchtklacht die klager tegen de deken aanhangig heeft gemaakt, waarin klager de deken verwijt ten onrechte geen advocaat te hebben aangewezen, door de voorzitter van de raad kennelijk ongegrond is verklaard en de raad het verzet hiertegen ongegrond heeft verklaard.

4.2    De deken heeft geoordeeld dat zich geen situatie als bedoeld in artikel 13 van de Advocatenwet voordoet, omdat de procedure die klager wenst te voeren door de deken kansloos wordt geacht.

4.3    Het hof onderschrijft de eerste drie gronden van de deken als dragend voor de afwijzing en maakt deze tot de zijne. Het hof oordeelt dat het beklag van klager daarom ongegrond dient te worden verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 6 mei 2014 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.R. Sturhoofd, G.J. Visser en G.J.S. Bouwens, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2014.