Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:298
Zaaknummer
7171
Inhoudsindicatie
Hoger beroep niet mogelijk. Ogv. art. 46h lid 4 Advocatenwet.
Uitspraak
Beslissing van 10 oktober 2014
in de zaak 7171
naar aanleiding van het verzet van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 12 mei 2014, onder nummer 13-310, aan partijen toegezonden op 12 mei 2014, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 10 januari 2014 ongegrond is verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij beslissing van 23 juni 2014 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 23 juni 2014.
2.2 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 2 juli 2014. Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief van klager van 13 augustus 2014. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 september 2014, waarbij klager is verschenen. Hij heeft een pleitnota overgelegd.
2.3 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 DE BEOORDELING
3.1 Naar aanleiding van het verzet overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat. Het hof oordeelt dat de voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in zijn beslissing van 23 juni 2014.
3.2 Dit betekent dat aan klager niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. De voorzitter van het hof heeft dus terecht geoordeeld dat klager niet kan worden ontvangen in het door hem ingestelde beroep. Het verzet van klager dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 23 juni 2014 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, P.T. Gründemann en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2014.