Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:171

Zaaknummer

13-172

Inhoudsindicatie

Verweerder handelde klachtwaardig door gelden van een cliënt geruime tijd onder zich te houden en op verzoeken van de deken hem daarover nader te informeren niet adequaat te reageren.

Uitspraak

Beslissing van 13 januari2014

in de zaak 13-172

naar aanleiding van de ambtshalve klacht van:

mr. L.J. Böhmer, in zijn hoedanigheid van

deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 juli 2013 met kenmerk RvT 13-0178/LB/sd, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een klacht tegen verweerder ter kennis gebracht van de raad. Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad op 11 november 2013.

1.2    Van de mondelinge behandeling van de zitting van 11 november 2013 is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen. Verweerder heeft laten weten niet te kunnen verschijnen in verband met ziekte. Over de aard van de ziekte is geen informatie gegeven. Het verzoek tot aanhouding van de mondelinge behandeling is afgewezen.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst en van het faxbericht d.d. 11 november 2013 van mr. H.J. Doelman, kantoorgenoot van mr. M.L.F.J. Schyns, waarin het verzoek om aanhouding is opgenomen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft de heer H. in een geschil met zijn voormalig werkgever bijgestaan. De heer H. heeft een voorschot van € 7.180,-- betaald aan verweerder. In december 2012 is een vaststellingsovereenkomst getekend. Overeengekomen is dat de voormalig werkgever een bijdrage zou voldoen in de kosten van rechtsbijstand. De werkgever heeft deze bijdrage aan verweerder betaald. Verweerder diende het bedrag van het voorschot aan de heer H. te retourneren. Alhoewel verweerder aan de heer H. op 19 februari 2013 heeft bevestigd dat het bedrag uiterlijk op 1 maart 2013 op de rekening van H. zou worden gestort, had betaling op 30 juli 2013 nog niet plaats gevonden. In verband met schulden had verweerder het bedrag niet doorbetaald.

2.3    Verweerder heeft aanvankelijk niet op verzoeken van de deken  gereageerd. Op 7 juni 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de deken en verweerder. Tijdens de bespreking is afgesproken dat verweerder uiterlijk 14 juni 2013 op de klacht zou reageren, gedocumenteerd met de facturen. Verweerder reageerde eerst op 30 juli 2013, nadat de deken hem tweemaal, bij brieven van 25 juni en 2 juli 2013, heeft gerappelleerd.  

2.4    Na indiening van de dekenklacht heeft verweerder het bedrag aan zijn cliënt doorbetaald.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a.    te verzuimen de deken, ondanks herhaald verzoek, nadere informatie te verschaffen omtrent de klacht van de heer H.;

b.    te verzuimen de financiële verplichtingen aan zijn (voormalig) cliënte(n) na te komen.

3.2    De heer H. heeft melding gemaakt van een vergelijkbare situatie waarin een voormalig cliënt van verweerder het door hem betaalde voorschot in 2011 nog steeds niet terug heeft ontvangen van verweerder.

4    BEOORDELING

4.1    Klachtonderdeel a.

Verweerder heeft eerst na herhaaldelijk aandringen door de deken en het in het vooruitzicht stellen van een dekenbezwaar schriftelijk gereageerd op de verzoeken van de deken. Verweerder heeft voorts niet adequaat gereageerd door de facturen niet te overleggen. Het niet reageren op verzoeken van de deken om informatie en een reactie op een klacht, in relatie tot het onder zich houden van gelden die aan een cliënt dienen te worden doorbetaald, is zonder meer klachtwaardig. Klachtonderdeel a. is gegrond.

4.2    Klachtonderdeel b.

Verweerder heeft erkend dat hij het bedrag dat hij voor zijn cliënt heeft ontvangen, niet kon doorbetalen vanwege zijn eigen financiële situatie. Een advocaat dient met grote zorgvuldigheid om te gaan met gelden die hij voor derden ontvangt. Verweerder heeft hiervan onvoldoende blijk gegeven. Een advocaat behoort gelden die voor derden worden ontvangen niet zelf te ontvangen, doch te ontvangen op de derdengeldrekening en dient de gelden zo spoedig mogelijk door te betalen aan de gerechtigde. Klachtonderdeel b. is derhalve eveneens gegrond.

BESLISSING

Beide klachtonderdelen zijn gegrond.

Aan verweerder wordt een berisping opgelegd.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, P.R.M. Noppen, B.E.J.M. Tomlow en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 13 januari 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten