Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:317

Zaaknummer

R. 4574/14.159

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht wederpartij. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 10 juli 2014 met kenmerk R 2014/65 ml, door de raad ontvangen op 11 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 24 juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 juli 2014 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 31 juli 2014, door de raad ontvangen op 7 augustus 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 september 2014 in aanwezigheid van klager, diens gemachtigde de heer K. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft de belangen behartigd van de ex-partner van klager bij de beëindiging van de samenwoning.

2.3 Uit de relatie van klager en zijn ex-partner is een, thans nog, minderjarige dochter geboren. Partijen hebben bij de Rechtbank Rotterdam geprocedeerd over, onder meer, de vast te stellen kinderbijdrage. Klager werd in die procedure bijgestaan door mr. N.

2.4 Bij beschikking van 14 maart 2013 heeft de Rechtbank Rotterdam bepaald dat klager met ingang van 29 augustus 2012 een maandelijkse onderhoudsbijdrage van € 415,- moet betalen voor zijn dochter.

2.5 Per 1 januari 2013 werd deze bijdrage geïndexeerd met 1,7%.

2.6 Op 2 maart 2013 heeft verweerder klager via zijn advocaat verzocht om de achterstallige kinderalimentatie te betalen.

2.7 Op 29 mei 2013 heeft verweerder de advocaat van klager laten weten over te gaan tot betekening van voornoemde beschikking aan klager, omdat de betaling van achterstallige alimentatie was uitgebleven.

2.8 Bij faxbrief van 11 juni 2013 heeft verweerder aan de advocaat van klager aangekondigd de deurwaarder opdracht te zullen geven tot het leggen van loonbeslag.

2.9 De advocaat van klager heeft hierop gereageerd bij faxbrief van 13 juni 2013 en heeft aangegeven dat de achterstand met ingang van 30 juni 2013niet € 4.182,46 bedroeg maar € 1.832,11.

2.10 Verweerder heeft de advocaat van klager bij faxbrief van 26 juni 2013 namens zijn cliënte laten weten in te stemmen met de gestelde achterstand en aangegeven dat indien de betaling niet voor eind juni 2013 zou zijn geschied de deurwaarder alsnog beslagmaatregelen zou treffen.

2.11 Verweerder heeft op 5 juli 2013 de deurwaarder opdracht gegeven loonbeslag te leggen.

2.12 Op 22 augustus 2013 is het loonbeslag gelegd.

2.13 Bij brief met bijlagen van 1 maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. er door hem een te hoog bedrag was berekend als achterstand voor de door klager te betalen kinderalimentatie (het verschil bedroeg € 2.345,35);

b. hij niet heeft gereageerd op de brief van klagers advocaat van 13 juni 2013. Als hij dat wel had gedaan was de tussenkomst van de deurwaarder niet nodig geweest;

c. hij een deurwaarder heeft ingeschakeld waardoor onnodige bijkomende kosten aan klager in rekening zijn gebracht;

d. hij niet heeft gereageerd op klagers brieven van 6 en 27 januari 2014, waarin klager verweerder aansprakelijk heeft gesteld voor de onnodig gemaakte kosten ad € 317,68.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter onjuist is en dat in de procedure sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Rotterdam

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.