Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:361

Zaaknummer

14-180

Inhoudsindicatie

De nieuwe partner van de wederpartij van verweerder klaagt over het  feit dat verweerder zijn buren heeft opgeroepen voor een voorlopig getuigenverhoor.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet ontvankelijk wegens ontbreken van rechtstreeks belang.

Uitspraak

Beslissing van 24 november 2014

in de zaak 14-180

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 5 november 2014 met kenmerk RvT 14-0167 door de raad ontvangen op 6 november 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 4.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager heeft een affectieve relatie met mevrouw R. Mevrouw R. is verwikkeld in een gerechtelijke procedure met haar ex-echtgenoot. Verweerder behartigt de belangen van de ex-echtgenoot van mevrouw R.

1.3    Verweerder heeft op 20 mei 2014 een brief gestuurd aan verschillende buurtbewoners van klager. Bij de stukken bevindt zich de brief van verweerder d.d. 20 mei 2014 aan de heer en mevrouw D. De heer en mevrouw D. wonen in dezelfde straat als waar klager woont.

1.4    In zijn brief van 20 mei 2014 heeft verweerder de heer en mevrouw D. meegedeeld dat hij de belangen behartigt van de ex-echtgenoot van mevrouw R. en dat de rechtbank de ex-echtgenoot van mevrouw R. heeft toegestaan om bewijs te leveren van het feit dat mevrouw R. al geruime tijd samenwoont met klager. Voorts meldt de brief dat dit bewijs onder andere geleverd zal worden door middel van het houden van een getuigenverhoor, dat verweerder voornemens is de heer en mevrouw D. als getuige op te roepen en dat een ieder die als getuige wordt opgeroepen in een burgerlijk proces krachtens de wet verplicht is om aan deze oproeping gevolg te geven. Verweerder heeft de heer en mevrouw D. verzocht om hem hun

verhinderdata door te geven en heeft zijn brief afgesloten met de volgende zin: “Bij gebreke van uw tijdige reactie zal de rechter op verzoek van cliënt een dag bepalen (zonder rekening te houden met uw verhinderdata) waartegen u zult worden gedagvaard. U kunt bij niet-verschijning ook worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeeft aangewende kosten, onverminderd uw aansprakelijkheid tot schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn.”

1.5    Bij beschikking van 5 juni 2014 heeft de rechtbank het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, dat verweerder namens zijn cliënt heeft gedaan, toegewezen.

1.6    Bij brief  met bijlagen van 28 mei 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in zijn brief van 20 mei 2014 in strijd met de waarheid te verklaren dat het zijn cliënt al zou zijn toegestaan om het voorlopig getuigengehoor te houden;

b)    in dezelfde brief in strijd met de waarheid te stellen dat wanneer de buurtgenoten van klager hun verhinderdata niet opgeven zij gedagvaard worden en dat zij kunnen worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeefs aangewende kosten;

c)    door te handelen als weergegeven in de klachtonderdelen a) en b) de rechter oneigenlijk te beïnvloeden.

2.2    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder, door niet de waarheid te vertellen tegen zijn (klagers) buurtgenoten, een onnodige althans disproportionele inbreuk heeft gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer.

2.3    Ter toelichting op klachtonderdeel c) stelt klager dat verweerder in zijn (klagers) beleving door te handelen als beschreven in de klachtonderdelen a) en b), heeft getracht een voldongen feit te creëren waardoor de rechtbank haast geen andere beslissing meer kon nemen, dan het toewijzen van het verzoek.

3    VERWEER

3.1    Voor zover nodig komt het verweer aan de orde bij de bespreking van de  klacht.

 4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.

4.3    De klachten hebben betrekking op de inhoud van brieven die verweerder op 20 mei 2014 heeft geschreven aan een aantal buurtgenoten van klager. De voorzitter kan niet zien op welke wijze klager door de inhoud van de brieven van verweerder aan klagers buurtgenoten rechtstreeks in zijn belang is getroffen.

4.4    De stelling van klager dat verweerder door niet de waarheid te vertellen tegen zijn buurtgenoten, een onnodige althans disproportionele inbreuk heeft gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer kan de voorzitter, zonder nadere feitelijke onderbouwing die ontbreekt, niet volgen.

4.5    De klachtonderdelen zijn derhalve kennelijk niet ontvankelijk.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 24 november 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 november 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten