Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:161

Zaaknummer

OB 250 - 2013

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager te berichten dat zij niet inhoudelijk zou reageren, nu haar cliënte haar had verzocht om niet inhoudelijk te reageren. Verweerster heeft binnen redelijke termijn gereageerd.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 30 juni 2014

     in de zaak OB250-2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 september 2013op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

                                          

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij beslissing van 10 september 2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 10 september 2013 is verzonden.

1.2      Bij brief d.d. 16 september 2013, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft klagerverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3      Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 22 april 2014. Bij de mondelinge behandelingzijn klager en verweerster verschenen.Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 16 september 2013;

          -      de nagekomen brief van klager met bijlagen d.d. 2 april 2014.

         

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerster treedt op als advocaat van de wederpartij van klager in een alimentatiekwestie. 

2.2     Klager heeft de cliënte van verweerster bij brieven d.d. 16 en 26 april 2013 verzocht om te reageren op een aantal voorstellen betreffende een financiële regeling tussen partijen ten gevolge van de echtscheiding, waaronder een herberekening van de draagkracht en een mogelijke verlaging van de door klager verschuldigde partneralimentatie. De cliënte van verweerster heeft deze brieven doorgestuurd aan verweerster.

2.3     Bij brief d.d. 20 juni 2013 verzocht klager aan verweerster, in verband met een wijziging in de financiële positie van klager, een herberekening van de door klager verschuldigde alimentatie op te stellen en deze voor 8 juli 2013 aan hem toe te sturen. Klager heeft verweerster bij brief d.d. 9 juli 2013 in gebreke gesteld, aangezien hij van verweerster voor 8 juli 2013 geen reactie had ontvangen.

2.4     Verweerster heeft klager bij brief d.d. 11 juli 2013 bericht dat zij van haar cliënte de opdracht had gekregen om niet direct naar klager te reageren. Zij stelt dat nu niet klager maar zijn wederpartij haar opdrachtgeefster is, er geen enkele reden is waarom klager haar in gebreke zou stellen.

2.5     Op 11 juli 2013 heeft klager zich beklaagd over het optreden van verweerster.

 

3          KLACHT EN VERZET

              3.1     De klacht houdt in dat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:     

         verweerster niet reageert op het verzoek van klager om te komen tot een herberekening van de alimentatie, die klager aan de cliënte van verweerster verschuldigd is als gevolg van een echtscheiding. 

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

         De voorzittersbeslissing meldt niet de klacht die in het klachtschrift staat, te weten dat verweerster niet reageert op klagers uitnodiging om een herberekening te maken.

4          BEOORDELING

4.1      Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweersters cliënte verweerster had verzocht om niet inhoudelijk te reageren op het verzoek van klager. De raad is van oordeel dat onder die omstandigheid niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster kan worden gemaakt van het feit dat zij klager heeft bericht dat zij niet zou reageren. Van verweerster kan immers niet worden verwacht dat zij in opdracht van klager en tegen de wens van haar cliënte overgaat tot het maken van een herberekening van de door klager aan haar cliënte verschuldigde partneralimentatie.

 

4.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt voorts dat verweerster, na ontvangst van de brief van klager d.d. 20 juni 2013, eerst overleg heeft gepleegd met haar cliënte, waarna zij conform de wens van haar cliënte bij brief d.d. 11 juli 2013 aan klager heeft laten weten niet inhoudelijk te zullen reageren. De raad is van oordeel dat verweerster aldus binnen een redelijke termijn op klagers verzoek heeft gereageerd. Van de wijze waarop en de termijn waarbinnen verweerster op klagers verzoek heeft gereageerd kan verweerster kortom naar het oordeel van de raad geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

4.3      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt.Daarom zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

                    

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, E.J.P.J.M. Kneepkens, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.