Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:152
Zaaknummer
R. 4330/13.237
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet wordt ongegrond verklaard. De raad overweegt nog dat het niet tot de taak van de plaatsvervangend voorzitter behoort om verweerder te gelasten specificaties van zijn declaraties in het geding te brengen.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 september 2013 met kenmerk K071 2013, door de raad ontvangen op 17 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 15 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij faxbrief gedateerd 26 oktober 2013 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Bij brief van 21 februari 2014 heeft de griffier van de raad klager en verweerder bericht dat het verzet zal worden behandeld op de zitting van de raad van 17 maart 2014.
1.5 Bij e-mailbericht van 28 februari 2014 heeft klager de “tuchtkamer” gewraakt.
1.6 Op 10 maart 2014 is het wrakingsverzoek behandeld.
1.7 Bij beslissing van 7 april 2014 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen en tevens bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
1.8 De behandeling van het verzet is voortgezet ter zitting van de raad van 19 mei 2014 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.9 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager van 26 oktober 2013;
- een groot aantal e-mailberichten en faxberichten van klager met betrekking tot de klacht en de behandeling daarvan, alsmede met vragen, verzoeken, eisen en opmerkingen aangaande deze en andere zaken;
- het wrakingsdossier;
- het e-mailbericht van klager van 18 mei 2014.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft in het verleden de belangen behartigd van de VvE B. De VvE B. heeft als doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. B. is een torenflat die bestaat uit 56 appartementen.
2.2 Verweerder stond de VvE en één van haar individuele bestuurders bij in een geschil met klager, mede eigenaar-bewoner van een appartement in B. vanwege gestelde onrechtmatige gedragingen van deze eigenaar-bewoner.
2.3 Bij verstekvonnis in kort geding van de rechtbank Utrecht van 9 september 2011 is klager onder meer verboden zijn uitlatingen jegens de cliënte van verweerder voort te zetten onder verbeurte van een dwangsom.
2.4 Bij beschikking van 21 maart 2012 heeft de rechtbank Utrecht de namens onder meer het bestuur van de VvE verzochte rectificatie van de splitsingsakte bevolen. Verweerder heeft de VvE in de procedure omtrent de rectificatie van de splitsingsakte niet bijgestaan.
2.5 Klager heeft bij e-mail van 26 december 2012 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager is van mening dat verweerder de VvE en één van haar individuele bestuurders niet had mogen bijstaan, nu er sprake is van belangenverstrengeling. De cliënten van verweerder hebben procedures tegen klager aanhangig gemaakt, terwijl klager zelf ook lid is van de VvE. Verweerder heeft klager willens en wetens steeds verder in de problemen gebracht. Klager heeft verzocht om schorsing van verweerder en om overlegging van alle stukken die direct of indirect te maken hebben met klager en/of de VvE vanaf 2009 tot nu. Ten slotte verwijt klager verweerder dat hij bewust essentiële informatie heeft achtergehouden bij de rechter.
3.2 In het verzet heeft klager onder meer meegedeeld dat het er in een tuchtzaak om gaat om vast te stellen of de handelwijze van verweerder binnen de marges van de wet en regelgeving is gebleven. De raad dient alsnog gespecificeerde nota’s van verweerder bij deze op te vragen en de zaak daartoe aan te houden.
4 BEOORDELING
4.1 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter. Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd is niet meer dan een uitwerking en herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter heeft gegeven. Het behoorde niet tot de taak van de plaatsvervangend voorzitter om aan verweerder te gelasten om specificaties van zijn declaraties in het geding te brengen.
5 BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.