Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:247
Zaaknummer
102/12
Inhoudsindicatie
De voorzitter heeft terecht geoordeeld da tniet gebleken is dat de deken (verweerder) de instructie van de klachtzaak niet op de juiste wijze heeft uitgevoerd.Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 14 maart 2014
in de zaak 102/12
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 januari 2013 op de klacht van:
mevrouw [ ]
klaagster
tegen:
mr. [ ]
in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 22 mei 2012 aan de raad, heeft klaagster de klacht tegen verweerder in zijn in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement G. ter kennis gebracht van de voorzitter van de raad van discipline in het voormalige ressort L. Bij beslissing van 7 juni 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Z. voor de instructie van de klacht.
1.2 Bij brief aan de raad van 18 december 2012 met kenmerk 1112/102, door de raad ontvangen op 19 december 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Z. de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 16 januari 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 4 februari 2013 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 15 februari 2013, welke brief per e-mail op 18 februari 2013 bij de raad van discipline is binnengekomen, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 januari 2014 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d. 15 februari 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder heeft geweigerd om in zijn in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement G. klaagster een advocaat aan te wijzen en met klaagster persoonlijk te spreken, terwijl hij wel heeft gesproken met degene tegen wie klaagster een procedure wilde aanspannen.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte en op onjuiste gronden de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard en met name omdat hij niet is ingegaan op de stellingen van klaagster dat verweerder de daders van de vermeende moord op klaagsters vader en moeder, een zekere H. en Z., op zijn kantoor heeft ontvangen terwijl verweerder weigert het verhaal van klaagster aan te horen. Verweerder heeft slechts één partij gehoord.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft geen behoefte gevoeld nadere toelichting te geven op hetgeen hij reeds in de schriftelijke stukken naar voren heeft gebracht. Het verweer is opgenomen in de beslissing van de voorzitter waartegen verzet.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerder, in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder een verzoek van klaagster tot aanwijzing van een advocaat niet op de juiste wijze heeft behandeld dan wel dat hij in het kader van de klacht onvoldoende acht heeft geslagen op de argumenten van klaagster.
5.2 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G. Ham, G.E.J. Kornet, M.L.C.M. van Kalmthout, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.