Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:291
Zaaknummer
14-264A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerster weigert klagers kosten te voldoen voor de advocaat die klager heeft bijgestaan om matiging van verweersters declaratie te bewerkstelligen. Klager handelt in strijd met een minnelijke regeling die hij met verweerster heeft gesloten, waarvan onderdeel uitmaakt dat hij geen klacht zal indienen. Het feit dat verweerster haar declaratie pas heeft gematigd nadat klager zich tot een advocaat heeft gewend is niet klachtwaardig. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 21 oktober 2014
in de zaak 14-264A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 2 oktober 2014, door de raad ontvangen op 3 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager heeft zich omstreeks 19 juni 2013 tot verweerster gewend met het verzoek om een brief op te stellen aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (“OCW”). Deze brief heeft verweerster opgesteld en zij heeft nadien een declaratie aan klager gezonden, die is voldaan.
1.3 Op 2 december 2013 heeft klager zich opnieuw tot verweerster gewend met het verzoek om te reageren op een van OCW ontvangen reactie. Verweer-ster heeft dezelfde dag aan klager bevestigd dat zij bij de behandeling van deze kwestie op uurbasis zou declareren. In een e-mail van 17:37 uur staat als uurtarief € 150 vermeld en in e-mail die enkele minuten later om 17:46 is verzonden € 170, beide excl. 5% kantoorkosten en btw. Om 17:56 uur heeft klager zijn akkoord gegeven op de eerste e-mail.
1.4 Verweerster heeft klager op 8 januari 2014 een declaratie ten bedrage van € 539,96 gezonden, gebaseerd op een uurtarief van € 170.
1.5 Klager heeft deze declaratie niet voldaan en heeft zich in een mail van 9 januari 2014 op het standpunt gesteld dat een onjuist uurtarief is gehanteerd en dat ten onrechte voor mailverkeer en telefoongesprekken is gedeclareerd.
1.6 Klager heeft zich tot een andere advocaat, mr. X, gewend om hem te adviseren over de declaratie van verweerster. Via mr. X hebben klager en verweerster op 19 februari 2014 overeenstemming bereikt over halvering van het gedeclareerde bedrag, derhalve tot € 269,98. De afspraak behelst dat het bedrag uiterlijk op 25 februari 2014 wordt voldaan en tevens:
“[…] dat [klager] geen enkele (klacht)procedure tegen [verweerster] gaat voeren.”
1.7 Op 27 februari 2014 heeft klager per e-mail aan verweerder verzocht om de kosten die mr. X voor haar bijstand bij klager in rekening heeft gebracht ad € 210 aan hem te vergoeden.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu zij niet eerder heeft willen instemmen met een matiging van een factuur dan nadat klager mr. X daartoe had ingeschakeld en weigert om aan klager de kosten te vergoeden die mr. X daarvoor aan hem in rekening heeft gebracht.
3 BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.2 De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat.
3.3 Voorop staat dat klager op 19 februari 2014 met verweerster een minnelijke regeling heeft bereikt ter zake van de factuur die klager niet wenste te betalen. Van deze minnelijke regeling, die met bijstand van mr. X tot stand gekomen is, maakt deel uit dat klager geen enkele klachtprocedure tegen verweerster zou voeren.
3.4 Klager kan aan de gemaakte afspraak worden gehouden. Dat zou slechts anders zijn wanneer nadien zou zijn gebleken van nieuwe feiten of om¬standig-heden op grond waarvan moet worden aangenomen dat klager niet met de regeling zou hebben ingestemd indien deze toen bij hem bekend waren geweest.
3.5 Het feit dat klager kosten van zijn (nieuwe) advocaat moet betalen kan niet als zodanig worden aangemerkt, nu dit bij klager bekend moet zijn geweest bij de totstandkoming van de minnelijke regeling. Andere nieuwe feiten en omstandigheden als hiervoor bedoeld zijn niet gebleken.
3.6 Volledigheidshalve kan nog worden opgemerkt dat het enkele feit dat een advocaat zich op het standpunt stelt dat een factuur voor honorarium moet worden voldaan, en pas in een later stadium bereid blijkt tot matiging daarvan, niet klachtwaardig is.
3.7 De klacht is dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 21 oktober 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.