Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:310

Zaaknummer

R. 4400/13.307

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht betreft optreden ter zitting van 18 mei 2010 en is ingediend op 28 juni 2013. Redelijke termijn overschreden. Niet verschoonbaar. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 25 november 2013 met kenmerk K248 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 26 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 17 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 18 december 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van faxbrief van 27 december 2013, door de raad ontvangen op 27 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Bij e-mail van 16 november 2009 heeft verweerder een verwijzing van klager door het Juridisch Loket ontvangen ter zake een geschil met de belastingdienst.

2.3 Naar aanleiding van deze verwijzing heeft verweerder contact met klager opgenomen en hem een overeenkomst ter ondertekening toegezonden.

2.4 Op 18 november 2009 heeft klager de secretaresse van verweerder telefonisch medegedeeld de overeenkomst niet te willen ondertekenen.

2.5 Bij brief van 18 november 2009 heeft verweerder klager onder meer bericht dat hij de belangen van klager niet kan behartigen indien de overeenkomst niet binnen vijf dagen ondertekend retour is ontvangen.

2.6 Klager heeft zelf een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.

2.7 Op 22 april 2010 heeft klager verweerder wederom benaderd met het verzoek hem bij te staan bij de mondelinge behandeling van het beroepschrift, welke was bepaald op 27 mei 2010.

2.8 Verweerder heeft de rechtbank verzocht om een aanhouding nu hij op die datum verhinderd was, waarna de behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2010.

2.9 Verweerder heeft bij brief van 2 juni 2010 de uitspraak en het proces-verbaal van de zitting van 18 mei 2010 aan klager gestuurd.

2.10 Bij brief van 29 juni 2010 heeft verweerder klager bericht dat zijns inziens hoger beroep zinloos is. Verweerder heeft klager voorts bericht dat, indien hij toch hoger beroep wenst in te stellen, verweerder hem niet bij zal staan.

2.11 Bij brief met bijlagen van 28 juni 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de belangen van klager tijdens de zitting op 18 mei 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, niet goed heeft behartigd.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat in de tuchtrechtspraak nergens staat dat een klager binnen een bepaalde tijd een klacht moet indienen bij de Orde van Advocaten. Voorts is de bevoegdheid van de voorzitter om een klacht niet-ontvankelijk te verklaren volgens klager onacceptabel omdat de Advocatenwet geen termijn vermeldt. De klacht is door klager niet eerder ingediend omdat hij er pas rond 28 juni 2013 achter kwam dat hij een klacht kon indienen, zo stelt hij.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. Het feit dat klager er eerst eind juni 2013 mee bekend werd dat hij tegen verweerder een klacht kon indienen, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het had op de weg van klager gelegen om direct al na de zitting in 2010 naar zijn mogelijkheden onderzoek te doen. Dat heeft hij nagelaten. De raad verenigt zich dan ook met de beoordeling van de klacht(onderdelen) door de voorzitter en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.