Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:275
Zaaknummer
L 41 - 2014
Inhoudsindicatie
Dat, zoals klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht, steeds opvolgende advocaten aan de zaak van klaagster hebben gewerkt, betekent niet dat klaagster zich niet eerder met een klacht tegen haar voorgaande advocaat tot de deken had kunnen wenden. Terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 10 november 2014
in de zaak L 41-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 maart 2014 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 februari 2014 met kenmerk DOK 212 , door de raad ontvangen op 19 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 5 maart 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 maart 2014 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 19 maart 2014, door de raad ontvangen op 21 maart 2014 , heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014 in aanwezigheid van klaagster . Verweerster heeft de raad bij brief d.d. 8 september 2014 bericht verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klaagster d.d.19 maart 2014;
- de brief van verweerster d.d. 8 september 2014 .
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster in de zaak van klaagster ten onrechte geen eis in reconventie heeft ingesteld voor de door klaagster gemaakte kosten van herstel van de gehuurde woning,
2. verweerster klaagster niet naar behoren heeft vertegenwoordigd, waarvan klaagster nu nog de nadelige gevolgen ondervindt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat;
1. verweerster van klaagster een deskundigenrapport heeft ontvangen over de gebreken, maar heeft verzuimd ter zake een eis in reconventie in te stellen, waardoor niet is komen vast te staan dat de verhuurder verplicht was de gebreken te herstellen;
2. verweerster zich door haar secretaresse heeft laten vertegenwoordigen;
3. klaagster de klacht eerder had kunnen indienen als verweerster aan de opvolgend advocaat een eerlijk antwoord had gegeven.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kon met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.3 Ook ter zitting heeft klaagster desgevraagd geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die het tijdverloop tussen het handelen van verweerster waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht rechtvaardigen. Dat, zoals klaagster ter zitting naar voren heeft gebracht, steeds opvolgende advocaten aan de zaak van klaagster hebben gewerkt, betekent niet dat klaagster hetgeen zij verweerster verwijt niet eerder had kunnen opmerken en zich daarmee niet eerder tot de deken had kunnen wenden.
4.4 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen omdat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft bevonden.
4.5 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per e-mail aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan ingevolge artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.