Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:367
Zaaknummer
7047
Inhoudsindicatie
Verwijt gegrond dat verweerder een kantoorgenoot de correspondentie liet voeren met klager, die door rechtsbijstandsverzekeraar naar klager was doorverwezen. Gegrond, waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 1 december 2014
in de zaak 7047
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET VERDERE GEDING IN HOGER BEROEP
1.1 Het hof heeft in deze zaak op 23 juni 2014 een tussenbeslissing gewezen. De loop van het geding in hoger beroep tot aan die tussenbeslissing is daarin weergegeven.
1.2 Nadien heeft klager bij brief, ontvangen op 9 september 2014, afschriften van e mails aan verweerder en 2 brieven van de Das gericht aan verweerder, aan het hof toegezonden.
1.3 Verweerder, hoewel daartoe in voormeld tussenbeslissing uitgenodigd, heeft daar niet op gereageerd.
1.4 Op 6 oktober 2014 vond de voortgezette behandeling plaats, zoals al aangekondigd in de tussen beslissing van 23 juni 2014. Klager is daar verschenen vergezeld van zijn zuster. Verweerder heeft op 3 oktober 2014 meegedeeld verhinderd te zijn en daarbij om aanhouding verzocht.
2 NADERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
2.1 Het hof acht onvoldoende termen aanwezig om het verzoek om aanhouding te honoreren. Verweerder is tijdig op de hoogte gebracht van dag en tijdstip van de zitting. Daarbij komt dat verweerder bij de behandeling op 25 april 2014 al is gehoord en in de gelegenheid is gesteld te reageren op de stukken die klager aan het hof heeft toegezonden, van welke gelegenheid hij geen gebruik heeft gemaakt.
2.2 Uit de overgelegde e-mails en correspondentie komt naar voren dat klager sedert juni 2012 per mail, herhaaldelijk gepoogd heeft contact te krijgen met verweerder. Deze heeft daar nimmer naar klager op gereageerd. Een kantoorgenote van verweerder heeft zonder overleg met klager namens klager in november 2012 de correspondentie met de wederpartij van klager gevoerd.
2.3 Het hof is met de raad van oordeel dat verweerder, door niet te reageren op verzoeken van klager om contact op te nemen en de zaak te laten voortslepen, zoals de D. aangeeft, niet gehandeld heeft met de zorgvuldigheid die van een advocaat mag worden verwacht. Voorts is niet gebleken dat het optreden van een kantoorgenote met klager was besproken en zijn instemming had. Deze handelwijze is onzorgvuldig jegens de cliënt nu deze er juist van uitgegaan was dat verweerder de zaken zelf zou behandelen en geen aanwijzing had dat de kantoorgenote van verweerder bij de behandeling van de zaak zou worden betrokken.
2.4 Het hof verwerpt het beroep van verweerder en bekrachtigt de beslissing van de raad.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 6 januari 2014, onder nummer L 154-2013.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, G.R.J. de Groot, S.A. Boele en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2014.