Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:164

Zaaknummer

14-004A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klager verwijt de deken dat hij onvoldoende hoor en wederhoor heeft toegepast in het klachtonderzoek, bij het klachtonderzoek van onjuiste feiten is uitgegaan en zijn dekenadvies niet inhoudelijk heeft onderbouwd. Volgens de door het Bureau van de Orde aan klager verstrekte informatie gold als uitgangspunt dat er in beginsel in het kader van hoor en wederhoor twee schriftelijke rondes zouden plaatshebben. Klager heeft de deken echter zelf uitdrukkelijk na de eerste schriftelijke ronde bij brief van 3 maart 2013 verzocht om verwijzing van de klacht naar de raad.

Uitspraak

Beslissing van 7 juli 2014

in de zaak 14-004A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 februari 2014 op de klacht van:

klager

tegen:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

Noord-Holland

 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 januari 2014 met kenmerk 4013-1023, door de raad ontvangen op 16 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 14 februari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 februari 2014 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 23 februari 2014 door de raad ontvangen op 25 februari 2014,  heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager van 23 februari 2014 en de brief van klager aan de griffie van de raad van 25 april 2014, welke door de raad op

29 april 2014 is ontvangen.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Voor de gronden van het verzet wordt verwezen  naar het verzetschrift waarin klager zijn bezwaren tegen de handelwijze van verweerder herhaalt.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Ten aanzien van het verwijt van klager dat de deken in het kader van het beginsel van hoor en wederhoor geen tweede ronde heeft laten plaatsvinden overweegt de raad in aanvulling op het oordeel van de voorzitter nog als volgt.

4.2 Volgens de door het Bureau van de Orde verstrekte informatie “Informatie over klachtenprocedure tegen advocaten “ (pagina 76 van het klachtdossier) geldt als uitgangspunt dat er in beginsel in het kader van hoor en wederhoor twee schriftelijke rondes zullen plaatshebben. Klager heeft de deken echter zelf uitdrukkelijk na de eerste schriftelijke ronde bij brief van 3 maart 2013 verzocht om verwijzing van de klacht naar de raad. De raad gaat er vanuit dat de op pagina 105 van het klachtdossier vermelde leidraad houdende regels inzake dekenale klachtbehandeling destijds nog niet van kracht was.

4.3 Klager heeft in zijn brief van 13 mei 2013 aan het hof van discipline zijn klacht tegen zijn toenmalige advocaat uitgebreid met zeven klachtonderdelen.  Zowel de toenmalige advocaat van klager als de deken hebben op deze brief van klager van 13 mei 2013 gereageerd. Langs deze weg heeft er bij de behandeling van de klacht van klager alsnog repliek en dupliek plaatsgevonden en is klager zodoende niet in zijn belangen geschaad.

4.4 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, P. van Lingen, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juli 2014.

griffier voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.