Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:411

Zaaknummer

03/14

Inhoudsindicatie

Het betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Niet gebleken is dat de advocaat, namens zijn cliënt, nodeloos een procedure is gestart of anderszins de vrijheid die hem als advocaat van de wederpartij toekomt, heeft overschreden. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van 14 november 2014

in de zaak 03/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 februari 2014 op de klacht van:

       

1.    de heer [    ]

2.    mevrouw [    ]

klagers

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 21 januari 2014 met kenmerk 51/13/64, door de raad ontvangen op 22 januari 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 6 februari 2014 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 februari 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 18 februari 2014, binnengekomen bij de raad op 21 februari 2014 is verzet ingesteld.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2014 in aanwezigheid van klagers. Verweerder heeft bericht van verhindering gezonden. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klagers d.d. 18 februari 2014;

-    brief van klagers d.d. 14 augustus 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder een bij voorbaat kansloze vordering tegen klagers heeft ingesteld. Voorts heeft verweerder niet de mogelijkheid benut om in een gevoelige zaak als de onderhavige zijn cliënten, zijnde de zoons van klagers, te overtuigen dat zij geen zaak hadden, terwijl verweerder bekend was met de grote gezinsproblemen. Bovendien heeft verweerder ten onrechte de procedure doorgezet ondanks de afspraak dat hij dit niet zou doen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat verweerder de belangen van klagers niet nodeloos en onevenredig heeft geschaad. Daarbij heeft de voorzitter onvoldoende acht geslagen op het argument van klagers dat verweerder contact had moeten opnemen met notaris P. om zich de juridische strekking van de akten en de achtergrond van het conflict uit te laten leggen. Verweerder heeft ten onrechte geweigerd dit te doen. Daardoor is de zaak geëscaleerd en zijn de belangen van klagers nodeloos en onevenredig geschaad.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zijn verweer, als gevoerd in de procedure bij de deken, gehandhaafd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter onder 4.1 van zijn beslissing het juiste criterium heeft toegepast waaraan het handelen van verweerder, als advocaat van de wederpartij van klagers, moet worden getoetst. In dat licht bezien volgt de raad  de beslissing van de voorzitter. Klagers hebben gesteld dat een procedure vermeden had kunnen worden en daardoor het drama binnen hun gezin minder groot was geweest, indien verweerder contact had opgenomen met de notaris. Wat daarvan zij (de raad begrijpt dat de familiekwestie en de verhouding met de beide zoons emotioneel dramatisch is geweest voor klagers), dit betekent echter niet dat het verweerder, als advocaat van de beide zoons, niet vrijstond om in overleg met zijn cliënten zelfstandig te bepalen welke stappen moesten worden ondernomen in het conflict tussen klagers en hun beide zoons. Indien de cliënten van verweerder van mening waren dat geen schikkingspogingen moesten worden gedaan en dat een procedure diende te worden gevoerd, kan het verweerder niet verweten worden dat hij, in overleg met zijn cliënten, een procedure aanhangig heeft gemaakt. De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat verweerder, als advocaat van de wederpartij van klagers, daarbij binnen de grenzen van de hem toekomende vrijheid is gebleven.

5.2    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.E.J. Kornet, W.H. Kesler, E. van der Wiel, F. Klemann, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2014.

 

griffier                                                                 voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.