Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:73

Zaaknummer

13-322A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.  

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2014

in de zaak 13-322A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 november 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 oktober 2013 met kenmerk 4013-0949, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 november 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 november 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 28 november 2013, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 28 november 2013; en

- de brief van klager aan de raad van 10 januari 2014 met bijlagen.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 Ten onrechte heeft de voorzitter in zijn beslissing geoordeeld dat verweerster met de woorden "al dan niet via een procedure" tot uitdrukking heeft gebracht dat zij eerst zou onderzoeken wat in de haar voorgelegde kwestie de mogelijkheden waren. Klager is van oordeel dat, waar zelfs de kantoorgenoot van verweerster meent dat verweerster onduidelijk naar klager toe heeft gecommuniceerd, van klager als juridisch leek niet kan worden verwacht dat hij moest voorzien dat verweerster eerst nog advies aan hem zou uitbrengen alvorens tot een eventuele procedure over te gaan. Ten onrechte heeft de voorzitter dan ook de klacht van klager (kennelijk) ongegrond verklaard.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.