Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:89
Zaaknummer
OB 228 - 2013
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
In verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 april 2014
in de zaak OB228-2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 augustus 2013op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 20 augustus 2013heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 augustus 2013 is verzonden.
1.2 Bij brief d.d. 26 augustus 2013, door de raad ontvangen op 27 augustus 2013, heeft klager een verzetschrift ingediend tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter zitting van24 februari 2013. Bij de mondelinge behandeling is verweerster verschenen.Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klager d.d. 26 augustus 2013.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich in eerste instantie op 3 januari 2013 en vervolgens begin maart 2013 tot verweerster gewend. Klager wenste een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank betreffende het (terug)krijgen van ouderlijk gezag over zijn dochter. Klager had een half jaar voordien tijdens de echtscheidingsprocedure vrijwillig afstand gedaan van het ouderlijk gezag in verband met destijds bestaande psychische klachten.
2.2 Verweerster heeft klager meerdere malen verzocht medische gegevens aan haar te doen toekomen. Op 20 maart 2013 verzocht zij klager de benodigde bescheiden binnen 8 dagen aan haar over te leggen. Klager heeft verweerster vervolgens per e-mail d.d. 21 maart 2013 bericht dat dit voor hem een onmogelijke opdracht was en kondigde aan een andere advocaat te zullen inschakelen.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt in dat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster op 20 maart 2013 aan klager slechts een termijn van 8 dagen heeft gegeven om een medische verklaring aan haar over te leggen, terwijl klager hiervoor tijd had tot aan de zitting van 27 mei 2013 .
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
de voorzitter de door klager aangebrachte feiten niet heeft meegenomen, dan wel te weinig heeft gewogen in zijn oordeelsvorming en enkel het standpunt van verweerster ten grondslag heeft gelegd aan zijn beslissing.
4 BEOORDELING
4.1 D e raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat, nu verweerster meerdere malen tevergeefs om de medische gegevens had verzocht, het begrijpelijk is dat zij, om de zaak met voortvarendheid aan te kunnen pakken, aan klager heeft verzocht om haar de benodigde bescheiden binnen een bepaalde termijn aan te leveren.Voor zover het voor klager niet mogelijk was om de gevraagde bescheiden binnen die termijn aan te leveren, had het op de weg van klager gelegen verweerster hiervan op de hoogte te stellen. Nu klager dit niet heeft gedaan en zich direct tot een andere advocaat heeft gewend, is verweerster niet in de gelegenheid geweest klager een ruimere termijn te verlenen voor het aanleveren van de medische bescheiden. De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster zich bij behandeling van klagers zaak zodanig heeft gedragen dat haar daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.2 In het verzetschrift zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.