Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:92

Zaaknummer

13-362A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Aannemelijke uitleg over gang van zaken. Geen nieuwe gezichtspunten.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2014

in de zaak      13-362A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plv.              voorzitter van de raad van discipline van 20 december 2013 op de        klacht van:

De heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 28 november 2013 met kenmerk 4013-0855, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 december 2013 heeft de plv. voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 december 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 1 januari 2014, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 februari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de plv. voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager en van de stukken die door klager ter zitting zijn overgelegd. 

2 FEITEN EN KLACHT

 

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en een omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de (stafmedewerker van de) deken bij de dekenale klachtbehandeling de klacht niet goed heeft onderzocht door feiten  weg te laten, waarmee klager doelt op diverse gebeurtenissen en voorvallen die samenhangen met de behandeling van zijn eigen strafzaak alsmede met een aangifte die hij tegen een derde heeft gedaan.

4 BEOORDELING

4.1 Klager heeft te maken gehad enerzijds met vervolging van hemzelf wegens vernieling en anderzijds heeft hij aangifte gedaan tegen een derde wegens geweld tegen klager waardoor  hij letsel heeft opgelopen. Naar de raad begrijpt gaat het vanuit de optiek van klager om samenhangende gebeurtenissen waarbij met name de afloop van zijn eigen aangifte teleurstellend is, echter door justitie is één en ander als een gescheiden traject gezien.  

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Ook ter zitting heeft klager niet duidelijk kunnen maken welk verwijt hij verweerder nu maakt, integendeel. De strekking van het verzet is dat de voorzittersbeslissing is gegeven op grond van onjuist vooronderzoek door de deken. In verzet is echter niet geconcretiseerd wat de deken bij zijn vooronderzoek onjuist zou hebben gedaan, en klager heeft geen stellingen ingenomen waaruit, indien de stellingen aannemelijk zouden worden gemaakt, volgt dat het verzet gegrond moet worden verklaard met een nader onderzoek naar de onderliggende klachten.

4.4 Klager heeft in verzet nog gewag gemaakt van de vervalsing van een proces-verbaal; hij zou niet op de betreffende locatie vast hebben gezeten. Verweerder heeft hiervoor ter zitting een verklaring gegeven en wel dat op het betreffende proces-verbaal een districtsnaam staat vermeld hetgeen bij klager verwarring kan oproepen. De raad acht deze uitleg aannemelijk. Klager baseert daarnaast zijn vermoeden van tegenwerking door justitie en verweerder op de mededeling van de advocaat-generaal dat van zijn zijde geen getuigen zullen worden opgeroepen. Dat betekent echter niet dat door klager geen getuigen mogen worden opgeroepen, als hij dat zou hebben gewenst.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, P. van  Lingen, A.G. van Marwijk Kooy, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier.

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam  

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46 H lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.