Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:316

Zaaknummer

14-305A

Inhoudsindicatie

 Voorzittersbeslissing. Klacht tegen wederpartij over niet-totstandkoming schikking kennelijk ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak 14-305A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 november 2014 met kenmerk 4014-0484, door de raad ontvangen op 14 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager pretendeert uit hoofde van een overeenkomst een vordering te hebben op de cliënt van verweerder. De cliënt van verweerder betwist dit.

1.3 Klager en verweerder hebben gesproken over een schikkingsvoorstel van klager. Dit heeft niet geleid tot een (schriftelijk vastgelegde) schikking tussen klager en de cliënt van verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een afspraak die hij namens zijn cliënt op 20 juni 2014 met klager heeft gemaakt dezelfde avond telefonisch heeft geannuleerd.

2.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat er overeenstemming was over de afspraak die ter finale kwijting was bedoeld en dat verweerder heeft toegezegd de overeenstemming schriftelijk vast te leggen. Volgens klager had verweerder toestemming van zijn cliënt voor de gemaakte afspraak.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist het verwijt aan zijn adres. Verweerder stelt dat hij klagers aanbod slechts aan zijn cliënt heeft overgebracht en dat die het aanbod niet heeft geaccepteerd. Dit heeft verweerder vervolgens aan klager laten weten.

3.2 Verweerder stelt voorts dat hij sinds die mededeling vele malen en op verschillende manieren is benaderd door klager en door een vriend van klager, naar aanleiding waarvan verweerder tegen beiden aangifte heeft gedaan van afpersing en bedreiging.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht betreft het handelen van verweerder als advocaat van klagers wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf toetsen.

4.3 De door klager gestelde aanvaarding door verweerder, namens zijn cliënt, van het door klager gedane schikkingsaanbod, is door verweerder betwist. Deze betwisting heeft verweerder gehandhaafd in de onderhavige klachtprocedure.

4.4 Vanwege de betwisting van verweerder en bij gebreke aan onderbouwing van klagers stellingen, kunnen de gestelde en aan de klacht ten grondslag gelegde feiten niet worden vastgesteld. Bij gebrek aan feitelijke grondslag zal de klacht daarom kennelijk ongegrond worden verklaard.

4.5 Ten overvloede overweegt de voorzitter nog dat ook overigens niet gebleken is dat verweerder met zijn handelwijze de hiervoor in 4.2 omschreven grenzen van zijn vrijheid, als advocaat van de wederpartij van klager, heeft overschreden.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 1 december 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.