Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-11-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:341
Zaaknummer
14-110
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 3 november 2014
in de zaak 14-110
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 juli 2014 op de klacht van:
de heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0052 door de raad ontvangen op 10 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 23 juli 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 23 juli 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 2 augustus 2014 door de raad ontvangen op 5 augustus 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 augustus 2014 en de voorafgaand daaraan ontvangen e-mail van klager van 1 augustus 2014.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Klager herhaalt zijn standpunt dat de [naam van de bank, de cliënt van verweerder] doof en blind blijft voor de werkelijke feiten en gebeurtenissen. Klager stelt nogmaals dat de [naam van de bank, de cliënt van verweerder] nimmer één valide argument heeft gegeven op grond waarvan het zakelijk krediet is opgezegd. De [naam van de bank, de cliënt van verweerder] weigert om met klager te overleggen en verwijst steevast naar verweerder indien klager tracht in contact te komen met de [naam van de bank, de cliënt van verweerder]. Voorts stelt klager dat het kort gedingvonnis d.d. 12 februari 2014 waarnaar de voorzitter in r.o. 4.3 van zijn beslissing verwijst in ieder geval vernietigbaar, en wellicht zelfs nietig is omdat geen proces-verbaal is opgemaakt van de zitting. Klager stelt zich tevens op het standpunt dat dat vonnis dient te worden herroepen op grond van art. 382 Rv omdat het is gebaseerd op bedrog en dwaling.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De stelling van klager dat het kort gedingvonnis d.d. 12 februari 2014 nietig dan wel vernietigbaar is omdat van de zitting geen proces-verbaal is opgemaakt is onjuist. De bewering van klager dat het kort gedingvonnis moet worden herroepen op grond van art. 382 Rv wordt door klager op geen enkele wijze uitgewerkt dan wel onderbouwd. Bovendien heeft de voorzitter slechts verwezen naar het kort gedingvonnis in een overweging ten overvloede.
4.2 Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden dan ook niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.R.O. Dantuma, P.J.F.M. de Kerf en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 november 2014 per aangetekende brief en per e-mail verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.