Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:55

Zaaknummer

6822

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring. Klachten over dienstverlening en financiële afwikkeling.

Uitspraak

Beslissing van 21 februari 2014

in de zaak 6822

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 6 mei 2013, onder nummer 12-235, aan partijen toegezonden op 6 mei 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder de klachtonderdelen a en c niet-ontvankelijk zijn verklaard en klachtonderdeel b ongegrond is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 december 2013, waar klager, vergezeld van mr. X., en verweerder zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a. geen adequate rechtshulp heeft verleend aan klager.

b. incorrecte declaraties heeft gezonden aan klager.

c. heeft nagelaten toevoegingen aan te vragen bij de Raad voor Rechtsbijstand.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2013, gewezen onder nummer 12-235.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, J.C. van Oven, G.J.L.F. Schakenraad en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.