Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4337
Zaaknummer
H150-2012
Inhoudsindicatie
Gehandeld in strijd met Gedragsregel 35 die bepaalt dat de advocaat een opdracht van een tussenpersoon, die niet als advocaat is ingeschreven uitsluitend mag aanvaarden indien hij ervan overtuigd is dat de opdracht met instemming van de cliënt is gegeven en hij zich bovendien het recht heeft voorbehouden zich te allen tijde rechtstreeks met de cliënt te verstaan. De overtuiging die gedragsregel 35 verlangt, ontbrak. Tevens handelen in strijd met Gedragsregel 26 door financiële consequenties niet goed vast te leggen. Niet gebleken van excessief declareren.
Inhoudsindicatie
Klacht (deels) gegrond. Enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 6 mei 2013
in de zaak H 150-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
gemachtigde:
B
Tegen
1. C
2. D
verweerders
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 16 mei 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Ter zitting van 10 december 2012 zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerders verschenen. Het onderzoek ter zitting is geschorst. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 Partijen zijn opgeroepen om te verschijnen op 4 maart 2013 voor de voortzetting van de mondelinge behandeling.. Ter zitting van 4 maart 2013 zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerders verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken d.d. 16 mei 2012 en de daarbij gevoegde stukken;
- de nagekomen brief met bijlagen van verweerders d.d. 27 november 2012;
- de ter zitting van 4 maart 2013 overgelegde pleitnota en de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 In mei 2010 heeft klager zich gewend tot verweerders teneinde geadviseerd te worden over een aansprakelijkheidskwestie. Klager had schade geleden aan zijn onroerende zaak ten gevolge van de aanleg van de A50. Klager en nog 24 andere gedupeerden hadden in eerste instantie voor gezamenlijke rekening een andere advocaat, werkzaam bij het kantoor L., in de arm genomen, welk kantoor hen uiteindelijk heeft doorverwezen naar verweerders.
2.2 Op 20 mei 2010 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen klager enerzijds en verweerders anderzijds. Tijdens dit gesprek heeft klager zijn dossier overhandigd aan verweerders, die bij klager aangaven dat het van belang was om eerst vast te stellen of de kwestie door het tijdsverloop inmiddels wellicht was verjaard. Afgesproken werd dat verweerders dit eerst zouden onderzoeken.
2.3 Verweerders hebben vervolgens de dossiers van de 24 andere gedupeerden opgevraagd bij en verkregen van het kantoor L. Verweerders hebben vervolgens niet alleen het dossier van klager bestudeerd en daarin advies uitgebracht, maar ook de dossiers van de andere gedupeerden bestudeerd en op schrift gestelde adviezen aan klager toegezonden. Op 27 juli 2010 hebben verweerders de met hun werkzaamheden samenhangende kosten bij klager in rekening gebracht. Blijkens de bij de declaratie gevoegde urenspecificatie zijn 75,8 uren in rekening gebracht. Deze uren zagen op de dossiers van alle gedupeerden. De declaratie bedroeg € 25.523,64.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. klager verweerders geen opdracht heeft gegeven om voor 25 personen op te treden. Klager krijgt wel als enige de rekening gepresenteerd;
2. er voorafgaand aan de werkzaamheden van verweerders geen prijsafspraken zijn gemaakt en evenmin hebben verweerders hun uurtarief bekend gemaakt;
3. voor een advies enkel over het vraagstuk van verjaring van de vorderingen geen 80 uren werk nodig kunnen zijn;
4. zo dat laatste wel het geval mocht zijn, had het op de weg van verweerders gelegen klager tijdig te waarschuwen.
4 VERWEER
Ad 1
4.1 Klager heeft zich als vertegenwoordiger van een groep van 25 gedupeerden voorgesteld en gemanifesteerd. Klager heeft verweerders namens de groep gedupeerden opdracht gegeven om aan het werk te gaan. Op uitdrukkelijk verzoek van klager hebben verweerders de dossiers van de andere gedupeerden opgevraagd bij het kantoor L.
Ad 2
4.2 Verweerders hebben tijdens de bespreking met klager wel degelijk hun uurtarief kenbaar gemaakt.
Ad 3
4.3 De bestede uren moeten worden verdeeld over 25 dossiers. De tijdsbesteding van 3,5 uur per dossier is zeker niet bovenmatig, het was een monnikenwerk. In de eerste plaats moest de verjaring van de rechtsvordering jegens zowel de aannemer(s) als de Staat worden bezien. Daarnaast was elk dossier verschillend.
Ad 4
4.4 Het is ongeloofwaardig dat de declaratie voor klager als een verrassing kwam. Het was niet mogelijk om vooraf een inschatting te maken van de kosten omdat verweerders toen nog niet over alle dossiers beschikten. Klager heeft niet om een inschatting van de kosten gevraagd.
5 BEOORDELING
Klachtonderdelen 1, 2 en 4
5.1 Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1, 2 en 4 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerders zich op het standpunt stellen dat klager is opgetreden voor zichzelf en als vertegenwoordiger van de andere 24 gedupeerden, waarbij hij verweerders ook namens de groep gedupeerden opdracht heeft gegeven om aan het werk te gaan.
5.2 De raad overweegt dat Gedragsregel 35 bepaalt dat de advocaat een opdracht van een tussenpersoon, die niet als advocaat is ingeschreven uitsluitend mag aanvaarden indien hij ervan overtuigd is dat de opdracht met instemming van de cliënt is gegeven en hij zich bovendien het recht heeft voorbehouden zich te allen tijde rechtstreeks met de cliënt te verstaan.
5.3 Niet alleen uit de brief van verweerders aan klager d.d. 24 juni 2010 waarin is vermeld: “Alvorens op het leerstuk van de verjaring in te gaan, willen wij met zekerheid vaststellen wie er allemaal als gedupeerden participeren in deze kwestie”, maar ook uit hetgeen verweerders ter zitting van de raad hebben verklaard, te weten “We hebben wel afgesproken dat hij nog zou nagaan wie van de gedupeerden er mee wilden doen. Maar op dat punt hebben wij niets meer van hem vernomen”en tevens uit de aantekeningen die verweerster sub 2 heeft gemaakt tijdens de bespreking met klager waarin is vermeld “in eerste instantie 25 gedupeerden”, blijkt dat verweerders niet de overtuiging hadden die gedragsregel 35 verlangt. De raad is derhalve van oordeel dat verweerders hebben gehandeld in strijd met de ratio van Gedragsregel 35.
5.4 Bij de beoordeling van de onderhavige klachtzaak is voorts van belang Gedragsregel 26, die bepaalt dat wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. De raad is van oordeel dat verweerders hebben gehandeld in strijd met de ratio van Gedragsregel 26.
5.5 Het ligt op de weg van de advocaat om ervoor te zorgen dat het voor de cliënt duidelijk is hoe de opdracht aan de advocaat luidt zodat daarover geen misverstanden kunnen bestaan. De advocaat moet de financiële consequenties van een opdracht vooraf, voordat een aanvang wordt gemaakt met de werkzaamheden, met de cliënt bespreken.
5.6 Ter mondelinge behandeling hebben verweerders erkend dat de door hen opgestelde opdrachtbevestiging niet in duidelijkheid uitblinkt. De raad acht het gegeven de omstandigheden goed voorstelbaar dat de door verweerders aan klager gerichte declaratie ten bedrage van € 25.523,64 voor hem als een volslagen verrassing kwam. Immers, de wijze waarop verweerders de opdracht hebben aanvaard en vastgelegd liet ruimte voor misverstanden over de aard en omvang van die opdracht, terwijl verweerders voorts hebben verzaakt een behoorlijke inschatting te geven van de te verwachten kosten.
5.7 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond zijn.
Klachtonderdeel 3
5.8 Klachtonderdeel 3 ziet op de hoeveelheid in rekening gebrachte uren en derhalve is de hoogte van de declaratie in geschil. De tuchtrechter heeft echter niet de bevoegdheid declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is in deze niet gebleken, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.
6. MAATREGEL
6.1 De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond en legt ter zake aan verweerders op een enkele waarschuwing;
- verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, J.D.E. van den Heuvel, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenber g, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl