Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3721
Zaaknummer
12-133A
Inhoudsindicatie
Klacht derde over grievende uitlating advocaat ongegrond, nu de verweten gedraging niet is komen vast te staan. Zelfs al ware dit anders, dan zou een klacht hierover van onvoldoende gewicht zijn.
Uitspraak
Beslissing van 8 januari 2013
in de zaak 12-133A
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 mei 2012 met kenmerk 1112-542, door de raad ontvangen op 10 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de hiervoor genoemde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster, een makelaar, is als getuige gehoord in een procedure die een collega makelaar aanhangig had gemaakt tegen de cliënte van verweerder (hierna: "mevrouw X"). Mevrouw X is eveneens in die procedure als getuige gehoord. Klaagster was als toehoorder bij dit verhoor aanwezig.
2.3 Na afloop van de zitting heeft klaagster mevrouw X buiten de zittingszaal, maar nog in het gebouw van de rechtbank, aangesproken.
2.4 Verweerder heeft in het verleden een aannemer bijgestaan in een procedure tegen klaagster, die geresulteerd heeft in een veroordeling van klaagster om aan de aannemer een geldsom te betalen.
2.5 Bij brief van 22 februari 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij haar in het openbaar van oplichting heeft beschuldigd
3.2 Klaagster stelt dat zij na afloop van de zitting, buiten de zittingszaal, tegen mevrouw X heeft gezegd dat zij zich ervoor schaamde dat mevrouw X een ooit een goede vriendin van haar was en voorts dat zij erg boos was. Verweerder heeft volgens klaagster op luide toon hierop gereageerd met de opmerking dat hij ook klaagsters oplichtingspraktijken kende, daarbij verwijzend naar de procedure tussen klaagster en een aannemer voor wie verweerder in het verleden heeft opgetreden.
3.3 Klaagster wenst niet door een advocaat van oplichtingspraktijken te worden beschuldigd en al helemaal niet in het openbaar. Klaagster voelt zich bijzonder gegriefd en gegeneerd tegenover de wederpartij van verweerder en diens advocaat, die de opmerking van verweerder hebben gehoord.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert aan dat klaagster na afloop van de zitting, toen partijen zich verwijderden uit de zittingszaal, uit eigen beweging naar zijn cliënte, mevrouw X, en haar zoon is toegekomen en zich op zeer luide toon en in kwetsende bewoordingen jegens mevrouw X en haar zoon heeft uitgelaten. De bewoordingen gingen volgens verweerder aanzienlijk verder dan klaagster stelt. Mevrouw X en haar zoon hebben zich onthouden van commentaar.
4.2 Toen het gezelschap zich op de wenteltrap van de rechtbank bevond heeft klaagster verweerder toegeroepen dat zij ook met zijn "praktijken" bekend was. Verweerder voelde zich hierdoor in vervolg op hetgeen klaagster kort daarvoor aan mevrouw X en haar zoon had meegedeeld in negatieve zin aangesproken. Verweerder heeft vervolgens gereageerd met de woorden: "Dat klopt, uit de procedure van de aannemer die u geprobeerd heeft te 'tillen' ".
4.3 Verweerder heeft aangevoerd dat zijn toon misschien wat te heftig was, maar niet zodanig is geweest dat iedereen op de etage van de rechtbank zijn opmerking heeft kunnen horen.
4.4 Verweerder heeft in zijn schriftelijke reactie op de klacht aan de deken beaamd dat het geen gepaste reactie van hem was en klaagster daarvoor zijn excuses aangeboden.
5 BEOORDELING
5.1 Partijen hebben een verschillende lezing gegeven van hetgeen na afloop van de zitting is voorgevallen. Partijen verschillen van mening over hetgeen concreet over en weer is gezegd en tegen wie de uitlatingen zijn gedaan. Klaagster stelt dat zij zich alleen heeft gericht tot mevrouw X, terwijl verweerder heeft aangevoerd dat zijn uitlating jegens klaagster een reactie was op een kwetsende opmerking van klaagster jegens hem. Aangezien de raad bij die stand van zaken niet kan vaststellen dat de verweten bewoordingen door verweerder zijn geuit, dient de klacht reeds daarom ongegrond te worden verklaard.
5.2 Ten overvloede overweegt de raad dat zelfs indien verweerder zich op de door klaagster gesteld wijze jegens haar zou hebben uitgelaten, een klacht daarover van onvoldoende gewicht is, zodat de klacht ook om die reden moet worden afgewezen. De raad acht het in dit verband van belang dat verweerder in zijn reactie aan de deken tijdens het onderzoek van de klacht heeft erkend dat zijn reactie - ontdaan van alle emoties van dat ogenblik - niet gepast was. Verweerder heeft klaagster zijn excuses daarvoor aangeboden en deze ter zitting herhaald. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het licht van het voorafgaande geen sprake.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, L.D.H. Hamer, R. Lonterman en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl