Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4356
Zaaknummer
M269-2012
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft bij de behandeling van de door klagers ingediende klacht gehandeld overeenkomstig zijn taak als deken.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 27 mei 2013
in de zaak M 269-2012
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 oktober 2012 op de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij beslissing van 10 oktober 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 12 oktober 2012 is verzonden aan klager.
1.2 Bij brief d.d. 14 oktober 2012, door de raad ontvangen op 16 oktober 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling van 25 maart 2013. Bij de mondelinge behandeling is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;
- het verzetschrift van klager d.d. 14 oktober 2012.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft op 1 januari 2012, door het bureau van de Raad van Toezicht ontvangen op 5 januari 2012, een klacht tegen mr. X. bij verweerder ingediend. Verweerder heeft mr. X bij brief van 27 februari 2012 verzocht te reageren op de tegen hem ingediende klacht, onder vermelding dat een uitnodiging voor een hoorzitting in de maand maart of april zou volgen. Verweerder heeft klager hiervan een afschrift toegezonden Klager heeft verweerder per e-mail dd. 29 februari 2012 verzocht de hoorzitting voor 2 april te doen plaats vinden in verband met zijn langdurig verblijf in het buitenland vanaf 3 april 2012. Verweerder heeft klager bij brief van 27 maart 2012 gevraagd voor 3 april 2012 te reageren op de reactie van mr X van 1 maart 2012. Verweerder stelde voor om de zaak verder schriftelijk af te afhandelen, aangezien het niet mogelijk was de hoorzitting nog voor 3 april 2012 te doen plaatsvinden. Klager reageerde bij brief dd. 28 maart 2012. Verweerder heeft vervolgens klager bij brief van 11 april 2012 verzocht zijn klacht nog nader toe te lichten. Klager reageerde per e-mails dd. 12 en 14 april 2012. Verweerder heeft een afschrift hiervan aan mr X toegezonden met het verzoek hierop te reageren. Mr X heeft op 15 mei 2012 gereageerd. Verweerder heeft partijen op 16 mei 2012 alsnog uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 5 juli 2012. Klager verzocht aanvankelijk de mondelinge behandeling eerder te doen plaatsvinden. De aan klager voorgestelde datum van 31 mei 2012 was voor hem niet mogelijk. Per e-mail dd. 9 juni 2012 heeft klager bericht in een hoorzitting geen toegevoegde waarde te zien en daarvan geen gebruik te zullen maken. Vervolgens heeft verweerder op 12 juli 2012 een dekenadvies uitgebracht.
2.2 Klager heeft zich bij brief van 24 juli 2012 aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement B beklaagd over het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken bij de klachtbehandeling van een klacht tegen mr. X. Na doorzending van deze brief aan de raad heeft de voorzitter van de raad bij beslissing van 1 augustus 2012 de behandeling van de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten te M.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
in zijn hoedanigheid van deken een klacht van klager tegen mr. X niet voortvarend heeft afgehandeld.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met beslissing van de voorzitter. Verweerder handelt zo om mr. X de hand boven het hoofd te houden. Een hoorzitting was niet nodig. Verweerder had op basis van de door klager op 1 januari 2012 toegezonden stukken reeds op 2 januari 2012 zijn dekenadvies kunnen geven.
4. BEOORDELING
4.1 De raad overweegt dat de voorzitter terecht voorop heeft gesteld dat het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken niet ter beoordeling staat van de tuchtrechter, tenzij verweerder in zijn hoedanigheid van deken zich schuldig zou hebben gemaakt aan grove verwaarlozing van zijn taak of het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Slechts indien een advocaat zich bij vervulling van zijn hoedanigheid van deken zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder voornemens was om een hoorzitting te plannen, hetgeen mede wegens langdurig verblijf in het buitenland van klager van 3 april - 31 mei 2012 pas na 31 mei 2012 kon plaatsvinden. Uiteindelijk heeft klager per e-mail d.d. 9 juni 2012 aan verweerder bericht geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid van een hoorzitting. Verweerder heeft vervolgens op 12 juli 2012 een dekenadvies gegeven. Onder voormelde omstandigheden valt niet in te zien dat de behandeling van de door klager ingediende klacht zodanig lang heeft geduurd dat sprake is van grove verwaarlozing door verweerder van zijn taak als deken waardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
4.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder bij de behandeling van de door klagers ingediende klacht heeft gehandeld overeenkomstig zijn taak als deken. Dat klager zich niet kan verenigen met de inhoud van het advies van de deken maakt dat niet anders.
4.4 In het verzetschrift zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan d at van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Daarom zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013 van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.