Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3740

Zaaknummer

12-150H

Inhoudsindicatie

Klacht van een advocaat tegen de advocaat van zijn wederpartij over schending van Gedragsregel 18 lid 1. Verweerder heeft zich rechtstreeks in verbinding gesteld met de cliënt van klager zonder klagers toestemming. Klacht gegrond, waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 23 januari 2013

in de zaak 12-150H

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 mei 2012 met kenmerk td/md/403, door de raad ontvangen op 24 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2012 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in §1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 28 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft de heer A als advocaat bijgestaan in een geschil met diens zoon, de heer B, die door verweerder werd bijgestaan. Een kort geding in deze kwestie werd op 7 juli 2011 pro forma aangehouden, waarna een mediationtraject is gestart. Mr. X trad op als mediator.

2.3 Klager werd in de ochtend van 12 september 2011 door een adviseur van zijn cliënt ingelicht over een op handen zijnde bespreking op het kantoor van verweerder. Naar aanleiding daarvan heeft klager die ochtend een e-mail aan een kantoorgenoot van verweerder – die de zaak samen met verweerder behandelde – gestuurd met, voor zover hier van belang, de tekst:

“De u wel bekende zaak staat pro forma voor 15 september a.s. Moeten wij daar niet wat mee?”.

2.4 In de middag van 12 september 2011 vond de hiervoor bedoelde bespreking plaats op het kantoor van verweerder inzake het geschil tussen A en B. Daarbij waren onder meer aanwezig de heer A, de heer B, de eerder genoemde adviseur van A, de mediator, verweerder en diens eerder genoemde kantoorgenoot. Klager werd door verweerder niet van deze bespreking op de hoogte gesteld en was daar ook niet bij aanwezig.

2.5 Bij brief van 13 september 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat

(a) hij de cliënt van klager op zijn kantoor heeft ontboden om schikkingsonderhandelingen te voeren met zijn eigen cliënt, zonder dat hij klager daarvan op de hoogte heeft gesteld (of klager daarvoor uit te nodigen), althans (b) verweerder zich in strijd met Gedragsregel 18 lid 1 rechtstreeks in verbinding heeft gesteld met de cliënt van klager zonder klagers toestemming.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist dat sprake is van klachtwaardig handelen. Hij wijst erop dat hij de cliënt van klager niet heeft benaderd ten behoeve van een bespreking op zijn kantoor, maar dat het initiatief is uitgegaan van de zoon van de cliënt van klager. De zoon, B, heeft in de ochtend van 12 september 2011 op eigen initiatief alle betrokken partijen uitgenodigd voor een mediationgesprek. Het is uiteindelijk de heer A geweest die heeft besloten om niet met zijn advocaat, maar met een andere adviseur naar de bespreking te gaan.

4.2 De tijdens de bespreking tussen partijen gemaakte afspraken zijn op initiatief van verweerder schriftelijk vastgelegd en na de bespreking – vanwege de afwezigheid van klager – ter beoordeling aan klager toegezonden. Klager is aldus als betrokken advocaat geïnformeerd over het eindresultaat van de bespreking en in de gelegenheid gesteld om dit met zijn cliënt te bespreken. Verweerder meent dat hij daarmee aan de aan hem te stellen eisen heeft voldaan.

4.3 Verweerder vindt het merkwaardig dat hij achteraf door klager wordt beschuldigd van klachtwaardig gedrag omdat uit de brief van klager van 1 november 2011 aan de deken blijkt dat klager in de ochtend van 12 september 2012 al bekend was met de geplande bespreking en daarover zelfs overleg heeft gevoerd met de deken. Klager was daarom in de gelegenheid om met zijn cliënt af te stemmen of zijn aanwezigheid tijdens de bespreking wenselijk was.

5 BEOORDELING

5.1 Gedragsregel 18 bepaalt dat een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij, waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft om zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden.

5.2 Onderdeel (a) van de klacht is ongegrond omdat in het licht van de verklaringen van partijen, die daarover verschillende standpunten hebben ingenomen, niet is komen vast te staan dat verweerder het initiatief tot de bespreking van 12 september 2011 heeft genomen. Wel staat vast dat verweerder heeft deelgenomen aan deze bespreking, waarbij onder meer de cliënt van klager aanwezig was, terwijl hij wist dat deze door klager werd bijgestaan. Dat verweerder ervan op de hoogte was dat klager ook ten tijde van de bespreking de advocaat van de heer A was, blijkt onder meer uit de ter zitting door verweerder toegelichte pogingen om op die dag telefonisch contact met klager te krijgen en uit de door hem verwoorde noodzaak om klager in te lichten over de uitkomst van de bespreking.

5.3 Door deel te nemen aan de bespreking met onder meer de cliënt van klager, zonder daarover voorafgaand contact te hebben gezocht met klager, heeft verweerder in strijd gehandeld met Gedragsregel 18 lid 1. Dat de cliënt van klager, zoals verweerder aan de hand van verklaringen van betrokkenen betoogt, voorafgaand of tijdens de bespreking te kennen zou hebben gegeven dat hij aanwezigheid van zijn advocaat niet nodig achtte, althans dat door of namens de cliënt van klager werd verklaard dat klager op de hoogte was van de bespreking, doet hieraan niet af.

5.4 Hoewel het op de weg van klager had gelegen om, zodra hij vernam van de beoogde bespreking met zijn cliënt, in ondubbelzinnige bewoordingen daarover opheldering te vragen aan verweerder, doet het feit dat klager dit heeft nagelaten niet af aan de schending van Gedragsregel 18 door verweerder. Klachtonderdeel (b) is daarom gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Met inachtneming van de omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing aan verweerder op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, M. Pannevis, J.J. Trap en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door

mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van

23 januari 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaard klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl