Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:125
Zaaknummer
R. 4124/13.31
Inhoudsindicatie
Het betreft een verzetzaak. De raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van een viertal klachtonderdelen. De door verweerder gedane uitlatingen gaan niet de aan een advocaat toekomende vrijheid om onder meer de zaak van zijn cliënt te bepleiten, te buiten.
Inhoudsindicatie
De raad is niet gebleken dat aan de voorwaarden, die verweerder aan klager gesteld heeft om zijn klacht in te dienen, heeft voldaan. Voorts benadrukt de raad dat de advocaat een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen en dat slechts in bijzondere omstandigheden de aan de advocaat toekomende vrijheid ten voordele van de wederpartij kan worden beknot. Uitgangspunt is dan ook dat verweerder zich in het belang van zijn cliënt mocht wenden tot de Raad voor Rechtsbijstand. Het door verweerder ter kennis gebrachte aan de Raad voor Rechtsbijstand wordt, in aanmerking nemende de door de raad genoemde omstandigheden, niet onbehoorlijk geacht.
Inhoudsindicatie
Het verzet wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 februari 2013 met kenmerk K074 2012/2013 bm/nw, door de raad ontvangen op 5 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 4 maart 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 maart 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij faxbrief van 19 maart 2013 en per post verzonden brief, door de raad ontvangen op 20 maart 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 juni 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift met bijlagen van 19 maart 2013 van klager;
- de brief met bijlage van 27 mei 2013 van verweerder.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder behartigt de belangen van mevrouw B., zijn schoonzuster, in een aantal procedures tegen haar voormalige echtgenoot, de voormalige cliënt van klager.
2.2 Bij brief met bijlagen van 22 november 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Klager verwijt verweerder meer in het bijzonder dat hij:
a. door het indienen van een drietal tuchtrechtelijke klachten tegen klager zich schuldig maakt aan chantage, nu verweerder hiermee heeft trachten te bewerkstelligen dat klager zijn bijstand aan zijn cliënt zal staken. Het vorenstaande klemt temeer nu verweerder niet bij de deken heeft gemeld dat hij familie is van zijn cliënte en haar kosteloos bijstaat. Verweerder heeft de gedragsregels 1, 17, 30 en 31 overtreden en het heeft er alle schijn van dat verweerder zijn positie als voormalig deken misbruikt;
b. zich onnodig grievend en kwetsend heeft uitgelaten jegens klager door te stellen dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van zijn vader, mr. S., en dat beide mannen 'inwisselbaar' zouden zijn. Verweerder handelt derhalve in strijd met de gedragsregels 1, 30 en 31;
c. heeft getracht de Raad voor Rechtsbijstand te bewegen tot het niet afgeven dan wel intrekken van een toevoeging;
d. zich niet aan de afspraak heeft gehouden dat hij zijn klachten zou intrekken indien klager zijn bijstand aan zijn cliënt zou staken;
e. zich zeer grievend over klager heeft uitgelaten door te stellen dat klager kritiekloos/slaafs zijn cliënt volgt.
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het eerder door hem gestelde herhaalt.
4 BEOORDELING
4.1 De raad onderschrijft de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van de klachtonderdelen a., b., d. en e.. De uitlatingen waarover klager heeft geklaagd (klachtonderdeel e.), alsmede de inhoud van de brief waar klager klachtonderdeel b. op baseert, gaan niet de aan een advocaat toekomende vrijheid, onder meer om de zaak van zijn cliënt te bepleiten te buiten. De tekst van voornoemde brief geeft geen aanleiding te veronderstellen dat er sprake is geweest van chantage. Voorts is het de raad niet gebleken dat aan de voorwaarden, die verweerder aan klager gesteld heeft om zijn klacht in te trekken, heeft voldaan. Zo is ter zitting nog door klager bevestigd dat hij, na verzending van de brief van 4 april 2012 van klager, voor de heer C. hoger beroep dagvaardingen heeft laten uitbrengen.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel c. benadrukt de raad dat de advocaat een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Een advocaat dient het belang van zijn cliënt voorop te stellen. De aan de advocaat toekomende vrijheid kan slechts in bijzondere omstandigheden ten voordele van de wederpartij worden beknot.
4.3 Uitgangspunt is derhalve dat verweerder zich, in het belang van zijn cliënt, mocht wenden tot de Raad voor Rechtsbijstand. De raad is niet gebleken van hiervoor genoemde uitzonderlijke omstandigheden waarvoor de aan verweerder toekomende vrijheid zou moeten wijken. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat vaststaat dat tussen de wederzijdse partijen circa 40 procedures gevoerd zijn waarvan er slechts één positief is afgelopen voor de cliënt van klager. Het door verweerder ter kennis gebrachte aan de Raad voor Rechtsbijstand is in dat licht bezien, in aanmerking nemende dat hij de belangen van zijn cliënt dient te behartigen, niet onbehoorlijk.
4.4 De Raad onderschrijft derhalve de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter volledig.
4.5 Het verzet is derhalve ongegrond.
5. BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.