Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4440
Zaaknummer
13-027NH
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Klager beklaagt zich over de advocaat van de wederpartij, die onder andere te laat bij een zitting verscheen en over klagers advocaat vroeg of zij klagers moeder was. Verzet gegrond nu de strekking van de klacht onjuist was geïnterpreteerd; niettemin ongegrondverklaring klachten.
Uitspraak
Beslissing van 4 juni 2013
in de zaak 13-027NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 februari 2013 op de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 24 januari 2013 met kenmerk td/md/581, door de raad ontvangen op 25 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 19 februari 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 februari 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 3 maart 2013 door de raad ontvangen op 3 maart 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2013 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 3 maart 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder behartigde in de echtscheidingsprocedure tussen klager en zijn voormalige echtgenote de belangen van de voormalige echtgenote.
2.3 In deze echtscheidingsprocedure stond een zitting gepland op 19 december 2011 bij de rechtbank Haarlem. Verweerder is aldaar niet tijdig verschenen. De griffier van de rechtbank heeft vervolgens contact met hem opgenomen. Uiteindelijk is verweerder nog wel bij de rechtbank verschenen, maar de behandeling van de zaak is toen aangehouden tot 21 februari 2012.
2.4 Op de derdengeldrekening van verweerder is een belastingteruggave verband houdende met de belastingverplichtingen van klager en zijn voormalige echtgenote gestort.
2.5 Bij brief van 4 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) op de zitting van 19 december 2011 niet te komen opdagen, ten gevolge waarvan de zitting is aangehouden tot 21 februari 2012;
b) op de zitting van 21 februari 2012 veel te laat te komen opdagen;
c) over klagers advocaat te vragen of zij klagers moeder was;
d) het ondanks verzoeken van klager weigeren uit te betalen van aan klager toekomend belastinggeld dat op de derdengeldrekening van verweerder is gestort.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de klacht tegen verweerder niet goed uit de verf is gekomen, klager niet de kans heeft gekregen om zijn verhaal uitgebreid te vertellen en de voorzitter ook overigens ten onrechte de klacht ongegrond heeft verklaard.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 Naar het oordeel van de raad is het verzet met betrekking tot klachtonderdeel a) gegrond, nu de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat verweerder de rechtbank op de hoogte heeft gesteld van zijn verlate komst. Uit het klachtdossier blijkt namelijk dat de griffier van de rechtbank contact met hem heeft opgenomen, omdat verweerder op 19 december 2012 niet tijdig op de rechtbank te Haarlem was verschenen.
4.2 Hoewel het verzet tegen dit klachtonderdeel gegrond is, komt de raad in verzet tot de conclusie dat het klachtonderdeel a) ongegrond is. De raad kan op basis van het dossier en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht namelijk niet vaststellen wat de oorzaak van de vertraging van verweerder was. Indien deze vertraging, zoals verweerder heeft gesteld, een gevolg was van de uitloop van een aan verweerders zaak voorafgaande strafzitting bij het gerechtshof te Amsterdam, had het wel op de weg gelegen van verweerder om in ieder geval (de advocaat van) klager op de hoogte te stellen van de ontstane vertraging. Verweerder heeft daarmee weliswaar niet de volledige zorgvuldigheid in acht genomen die hij in acht had kunnen nemen, maar dat levert naar het oordeel van de raad nog geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder op. Daarbij neemt de raad ook in aanmerking de omstandigheid dat verweerder uiteindelijk, nadat de rechtbank contact met hem heeft opgenomen, wel is komen opdagen. Het klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad als volgt. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij zich bij aanvang van de zitting op 21 februari 2012 op een andere verdieping in de rechtbank bevond dan klager, ter vermijding van een confrontatie tussen klager en verweerders cliënte. Zulks is met name in familierechtelijke zaken niet ongebruikelijk. Mogelijk is de zitting daardoor iets later aangevangen. Het is echter niet gebleken dat verweerder veel te laat is komen opdagen dan wel dat klager in zijn belangen is geschaad. Het verzet met betrekking tot klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel c)
4.4 De raad overweegt het volgende met betrekking tot klachtonderdeel c). Klagers advocaat heeft zich voorafgaand aan de zitting kennelijk niet bij verweerder geïntroduceerd, hetgeen verweerder ertoe heeft gebracht om te veronderstellen dat zij klagers moeder was. Dat is ongelukkig te noemen, maar is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het verzet met betrekking tot klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel d)
4.5 Naar het oordeel van de raad is het verzet met betrekking tot klachtonderdeel d) gegrond, nu de voorzitter in zijn beslissing de strekking van klachtonderdeel d) van verweerder onjuist heeft weergegeven. Zoals volgt uit pagina 40 van het klachtdossier omvat de klacht van klager ook het ondanks verzoeken van klager weigeren uit te betalen van de op zijn derdengeldrekening gestorte belastingteruggaaf.
4.6 Hoewel het verzet tegen dit klachtonderdeel gegrond is, komt de raad in verzet tot de conclusie dat het klachtonderdeel d) ongegrond is. Naar het oordeel van de raad is niet komen vast te staan dat verweerder heeft gepoogd aan klager toekomende belastinggelden op zijn derdengeldrekening te laten storten. Daarnaast kan de raad in deze procedure niet vaststellen of klager recht heeft op de zich kennelijk onder verweerder bevindende belastinggelden. Er kan dus ook niet worden vastgesteld of verweerder ten onrechte niet op de verzoeken om terugstorting van een deel van het belastinggeld is ingegaan. De zich in het klachtendossier bevindende verdelingsbeschikking biedt immers op dat punt onvoldoende aanknopingspunten. Bovendien is deze vraag niet ter beoordeling van de tuchtrechter. De tuchtrechter gaat niet over de inhoud van een tussen partijen bestaand geschilpunt. Het klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet met betrekking tot klachtonderdelen a) en d) gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen a) en d) ongegrond;
- verklaart het verzet voor overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M. Westhoff, M.W. Schüller, J.J. Trap, R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juni 2013.
Griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl