Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4153

Zaaknummer

B331-2012

Inhoudsindicatie

Op de klacht dat verweerder weigert een advocaat aan te wijzen is reeds beslist. Klacht niet binnen redelijke termijn ingediend. Klacht kennelijk niet ontvankelijk

Uitspraak

 

Beslissing van 11 januari 2013

in de zaak B 331 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

A

 

klager

 

tegen:

 

                                               B

           

verweerder

 

Klager heeft bij brief dd. 4 juni 2012 bij de raad een klacht ingediend tegen verweerder. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 13 juni 2012 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement B teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de advocatenwet omschreven.

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B 17 december 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 18 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1               Op 5 mei 2008 heeft de toenmalige advocaat van klager zich uit de zaken van teruggetrokken. Op verzoek van klager heeft verweerder mr. S te H aangewezen om klager in de lopende procedures tegen de gemeente B bij te staan. Bij arrest van het gerechtshof is klagers vordering tot herroeping van twee eerdere arresten van het gerechtshof afgewezen. Mr. S was hierna niet bereid nieuwe procedures voor klager te starten.

1.2              Klager heeft bij brief van 31 maart 2009 aan verweerder verzocht om aanwijzing van een nieuwe advocaat voor dezelfde zaken tegen de gemeente B. Verweerder heeft bij beschikking dd. 30 juli 2009 negatief beslist op het verzoek van klager om andermaal een advocaat aan te wijzen. Klager heeft op 13 augustus 2009 bij het Hof van Discipline beklag gedaan betreffende de weigering van verweerder om een advocaat aan te wijzen. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing dd. 11 december 2009 het beklag tegen de beschikking van de deken van 30 juli 2009 ongegrond verklaard. Het Hof van Discipline overwoog dat verweerder op goede gronden had geweigerd aan klagers verzoek tot het (andermaal) aanwijzen van een advocaat te voldoen.

    1.3        Klager heeft op 13 augustus 2009 een klacht ingediend tegen verweerder. De klacht had betrekking op de weigering van verweerder dd. 30 juli 2009 om een advocaat aan te wijzen. De plaatsvervangend voorzitter van de raad heeft deze klacht bij beslissing van 22 april 2010 als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft op 4 mei 2010 verzet gedaan bij de raad tegen voormelde beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad. De raad van discipline heeft het verzet van klager bij beslissing van 19 november 2010 ongegrond verklaard.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder geen advocaten meer aan klager toewijst, waardoor klager geen advocaten meer kan krijgen;

2.        verweerder advocaten onder druk heeft gezet en hen opdracht heeft gegeven zaken van klager “kapot te laten lopen”.

 

3.           VERWEER

3.1         Klager komt terug op kwesties die eerder al tuchtrechtelijk zijn afgedaan (beslissing Hof van Discipline dd. 11 december 2009; no. 5562 en beslissing raad van discipline dd. 20 september 2010; klachtzaak R 69-2012

 

3.2         Klager klaagt er opnieuw over dat verweerder hem geen advocaat meer toewijst. De eerdere klacht van klager hierover is bij onherroepelijke beslissing van de raad van discipline dd. 20 september 2010 ongegrond verklaard. Klager kan zich hierover niet opnieuw beklagen.

 

3.3         Verweerder betwist advocaten onder druk te hebben gezet en heb opdracht te hebben gegeven de zaken van klager “kapot te laten lopen”. Verweerder heeft altijd objectieve maatstaven gehanteerd. De door verweerder aangewezen advocaat mr. S heeft destijds in volstrekte onafhankelijkheid zijn opdracht aanvaard en uitgevoerd. Ook tijdens een bemiddelingsgesprek in de dekenkamer met klager, de zoon van klager, mr S en de gemeente is er geen sprake geweest van het uitoefenen van enige druk door verweerder.

 

 

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

    Ad klachtonderdeel 1.

4.1.        Het is vaste jurisprudentie van de tuchtrechter dat een klacht, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. De advocaat over wie geklaagd is moet er na het einde van de klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht tegen hem daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens nieuwe feiten.

   4.2          In het eerste onderdeel van de klacht beklaagt klager zich er opnieuw over dat verweerder weigert een advocaat aan te wijzen. Nu de raad van discipline bij beslissing van 20 september 2010 onherroepelijk heeft beslist op deze klacht, kan klager zich hierover niet opnieuw beklagen. De voorzitter zal onderdeel 1 van de klacht op die grond als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

    Ad klachtonderdeel 2.

4.3         In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer inhoudend dat er sprake is van niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.

    4.4         Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op door klager beweerde gedragingen van verweerder vóór maart 2009. Klager heeft zich op 13 augustus 2009 met een klacht tot de deken gewend, maar heeft toen niet geklaagd over hetgeen thans in klachtonderdeel 2 als klacht wordt aangevoerd. Niet valt in te zien waarom klager zo lang heeft gewacht met het indienen van dit klachtonderdeel en evenmin waarom klager zich niet op 13 augustus 2009 tevens hierover heeft beklaagd. Op grond van het bovenstaande is de voorzitter van oordeel dat het tweede onderdeel van de klacht niet binnen een redelijke termijn is ingediend.  De voorzitter zal daarom ook het tweede klachtonderdeel als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst het de klacht in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 11 januari 2013.                                 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2013

 

per aangetekende post verzonden aan:

                       -  klaagster

                       -  verweerder

                       -  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B.

 

 

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van  Advocaten in het arrondissement Breda binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

 

      Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.  Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.