Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:29

Zaaknummer

13-009A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Geschil over declaratie naar aanleiding van bespreking. Raad niet bevoegd om kennis te nemen over declaratiegeschillen. Raad oordeelt wel over de vraag of de advocaat de cliënt op de hoogte heeft gebracht van belangrijke (financiële) afspraken en belangrijke informatie schriftelijk aan de cliënt heeft bevestigd.  Verweer van advocaat dat de bestreden werkzaamheden voortborduren op eerdere werkzaamheden zodat het niet nodig was klager over de kosten van de bespreking te infomeren, wordt verworpen omdat het klachtdossier überhaupt geen schriftelijke afspraken bevat over het honorarium. Nu vastlegging ontbreekt, neemt de raad als uitgangspunt dat tussen klager en verweerder geen afspraken zijn gemaakt over een eventueel in rekening te brengen honorarium voor de bespreking. Advocaat heeft aldus onvoldoende inzicht gegeven in de financiële consequenties van de bespreking. Volgt waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2013

in de zaak 13-009A

naar aanleiding van de klacht van:

  De heer

  klager

 tegen:

 De heer mr.

 verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 9 januari 2013 met kenmerk 1112/1034, door de raad ontvangen op 10 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advo-caten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad ge-bracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2013 in aanwezig-heid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de genoemde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 13 genoemd in de bij die brief gevoegde in-ventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager is eigenaar van een woning in Hoofddorp. In een geschil met de huurder van die woning, is klager in 2009 geadviseerd door verweerder.

2.3 Verweerder heeft klager voor zijn werkzaamheden in 2009 medio december 2009 een rekening gestuurd van € 1.283,42. Klager heeft bij verweerder over deze rekening geklaagd. In antwoord daarop heeft verweerder klager bij e-mail van 15 januari 2010 onder meer bericht:

“Over onze factuur het volgende. Hoewel de factuur gebaseerd is op de daadwerkelijke aan de zaak bestede tijd, ben ik het met u eens dat deze niet in verhouding staat tot de output en de geleverde kwaliteit. Ik zal de factuur daarom crediteren tot een bedrag van € 500, (inclusief BTW). Bovendien zullen werkzaamheden tot aanpassing van de brief tot en met vandaag niet aan u in rekening worden gebracht. Ik hoop dat ik hiermee tegemoet kan komen aan uw klacht.”.   

2.4 Eind 2010 heeft klager weer contact opgenomen met verweerder. Op 13 de-cember 2010 heeft tussen een kantoorgenoot van verweerder en klager een bespreking plaatsgevonden. Naar aanleiding van het gesprek is klager op woensdag 15 december 2010 een offerte uitgebracht voor verdere werk-zaamheden in het dossier. De e-mail van 15 december 2010 luidt onder an-dere als volgt:

“Allereerst bevestig ik hierbij dat uw e-mailbericht van heden gericht aan mevrouw mr. [BV] in goede orde is ontvangen. Zij is u zeker niet vergeten maar is wegens zittingen op de rechtbank. Namens haar be-richt ik u als volgt.

Zij stelt voor uw zaak in te nemen voor een vast bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag zal zij dan als voorschot in rekening brengen. Voor dit be-drag zal zij de volgende werkzaamheden voor u verrichten: een sommatiebrief opstellen, een dagvaarding opstellen, een bespreking hebben en u vergezellen naar de zitting. Indien er meer werkzaamhe-den uit voortvloeien zal er opnieuw naar de financiële kant gekeken moeten worden.

Mocht het lukken om tenminste € 20.000,- binnen te halen, dan zal er een succesfree rusten op de zaak. Er zal dan naast het afgesproken bedrag van € 5.000,- (het in rekening gebrachte voorschot) ook 10% van het binnen te halen bedrag in rekening worden gebracht (voor-beeld: € 20.000,- binnengehaald, succesfree = € 2.000,-). Graag ont-vangt mr. [BV] uw reactie op dit voorstel. Tevens treft u als bijlage aan een voorbeeld van een sommatiebrief.”

2.5 Bij brief van 27 december 2010 is klager een declaratie toegezonden voor de op 13 december 2010 gevoerde bespreking. De declaratie sluit op € 470,40, exclusief BTW (€ 559,78 inclusief BTW).

2.6 Bij e-mail van 12 januari 2011 heeft klager verweerder onder meer als volgt bericht:

“Ik heb eerder in een gesprek aan u kenbaar gemaakt dat mijn finan-ciële positie op dit moment erg slecht is. Desalniettemin krijg ik een rekening van € 559,78. Bij de meeste advocaten is het eerste gesprek of het eerste uur kosteloos. Ik wilde eerst met u onderhandelen en kij-ken hoeveel deze uiteindelijk bij u zou kosten. Ik ben op dit moment niet in staat deze factuur te betalen. Zou u zo vriendelijk willen zijn om ons tegemoet te komen. Ik blijf klant bij u en kom met andere zaken terug als mijn financiële positie opnieuw toereikend is.”.

2.7 Bij e-mail van 13 januari 2011 heeft verweerder klager onder meer als volgt bericht:

“Naar aanleiding van uw mail heb ik even overlegd met [BV]. Zij ver-telde mij uitdrukkelijk met u te hebben afgesproken dat zij het uitge-breide gesprek, dat 2,5 uur heeft geduurd, bij u in rekening zou bren-gen. Dat was wat u betreft geen probleem; u had daar nog wel een “potje” voor. Vervolgens heeft zij dat gedaan (en u ook nog een tekst voor een sommatiebrief doen toekomen).

Ik geloof daarom niet dat er een aanleiding is om de factuur te mati-gen, zodat ik u verzoek die te voldoen.“

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt blijkens de door de deken geformuleerde omschrijving in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekort is geschoten als gevolg van onprofessio-neel en onrechtmatig handelen. Voorts heeft verweerder zich niet integer en niet ethisch gedragen. De raad begrijpt dat klager daarbij met name doelt op de toezending door verweerder van de declaratie van 27 december 2010,

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hier-na, voor zover van belang, worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 Voor zover klager met zijn klacht de hoogte van de declaratie van 27 decem-ber 2010 ter discussie beoogt te stellen, merkt de raad op dat zij volgens vaste jurisprudentie niet bevoegd is om van declaratiegeschillen kennis te nemen. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld, zoals de civiele procedure, of de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of sprake is van excessief declareren, maar dat is hier niet aan de orde, en of de advocaat de cliënt op de hoogte heeft gebracht van belang-rijke (financiële) afspraken en, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie schriftelijk aan de cliënt heeft bevestigd. De raad begrijpt naar aanleiding van klagers toelichting ter zitting dat zijn klacht met name dit laatste aspect betreft. De raad oordeelt hierover als volgt.

5.2 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd met de stelling dat de werk-zaamheden in december 2010 voortborduren op de werkzaamheden van medio 2009, zodat het niet nodig was klager over de kosten van de bespre-king van 13 december 2010 te infomeren. De raad stelt echter vast dat het klachtdossier überhaupt geen schriftelijke afspraken bevat over het honorari-um van verweerder en dat er tussen de werkzaamheden in 2009 en decem-ber 2010 geruime tijd is verstreken. Er is eerder over de declaratie van de werkzaamheden van verweerder in 2009 discussie ontstaan. Klager wilde nu door middel van de gevraagde (en op 15 december 2010 ontvangen) offerte precies weten welke kosten een eventueel vervolg met zich mee zou bren-gen. Vast staat dat klager deze offerte niet heeft geaccepteerd. Verweerder heeft verder ter zitting erkend dat klager voorafgaand aan de bespreking van 13 december 2010 niet expliciet is medegedeeld dat daaraan kosten verbon-den zouden zijn.

5.3 Bij de onder 5.2. weergegeven stand van zaken komt het naar het oordeel van de raad voor rekening en risico van verweerder dat bij gebreke van schriftelijke vastlegging tussen partijen onduidelijkheid is ontstaan over de kosten van de bespreking van 13 december 2010. Nu deze vastlegging ont-breekt, neemt de raad als uitgangspunt dat tussen klager en verweerder geen afspraken zijn gemaakt over een eventueel in rekening te brengen ho-norarium voor de bespreking op 13 december 2010. Dit betekent dat ver-weerder aan klager onvoldoende inzicht heeft gegeven in de financiële con-sequenties van de op 13 december 2010 verrichte werkzaamheden. De klacht is in zoverre derhalve gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft klager niet schriftelijk de financiële consequenties van de bespreking op 13 december 2010 bevestigd. Dit is een tekortkoming als be-doeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Daartegenover staat dat verweerder ter zitting heeft erkend dat hij er beter aan had gedaan als hij klager een schriftelijke bevestiging had gestuurd. Daarbij komt dat verweerder geen tuchtrechtelijke antecedenten heeft. Op grond van alle omstandigheden, zoals deze zijn gebleken, acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

6.2 Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, B. Roodveldt, J.J. Trap, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2013.

griffier   voorzitter       

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Ver-lenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Dis-cipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl