Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:172
Zaaknummer
L 49 - 2013
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Medische redenen kunnen een verschoonbare reden opleveren. De raad ziet hiertoe geen aanleiding. Nu klager van rechtskundige bijstand was voorzien had verwacht mogen worden dat klager zich binnen een redelijke termijn had beklaagd over je het optreden van verweerder.
Inhoudsindicatie
Advocaat mag als partij in een civiele procedure tegen een cliënt zijn standpunt naar voren brengen. Beoordeling hiervan is voorbehouden aan de civielerechter. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 2 december 2013
in de zaak L 49-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klager
tegen:
B.
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 7 februari 2013 met kenmerk DOK 7150, door de raad ontvangen op 8 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 oktober 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 7 februari 2013, met bijlagen;
- de brief van klager dd. 18 september 2013, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich in 1995 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in een letselschadezaak. Partijen zijn overeengekomen dat verweerder zijn werkzaamheden op basis van een “no cure no pay” afspraak zou verrichten. Verweerder heeft de afspraak met klager bij brief dd. 24 maart 1995 bevestigd.
2.2 De rechtbank heeft klager in eerste aanleg in het gelijk gesteld. Het ziekenhuis stelde hoger beroep in tegen het vonnis van de rechtbank. Het gerechtshof heeft vervolgens voor klager negatief beslist. Tussen verweerder klager en verweerder werd afgesproken dat cassatie diende te worden ingesteld. Nadat de eerste geraadpleegde cassatieadvocaat negatief adviseerde, is aan mr. X om een second opinion gevraagd. Deze gaf een positief cassatieadvies en heeft vervolgens namens klager cassatie ingesteld.
2.3 Mr X heeft zijn facturen toegezonden aan verweerder, welke facturen door verweerder zijn voldaan. Verweerder heeft deze kosten vervolgens bij klager in rekening gebracht. Door klager is op 10 juni 2005 een bedrag ad €2.500,- en op 9 augustus 2005 een bedrag ad € 5.000, - voldaan.
2.4 Verweerder heeft bij brief dd. 3 oktober 2006 een afschrift van het arrest van de Hoge Raad van 29 september 2006 aan klager toegezonden, evenals het begeleidend schrijven van mr X dd. 2 oktober 2006.
2.5 Op 8 februari 2007 is tussen partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Klager heeft gedurende 1 ½ jaar maandelijks afbetalingen gedaan. Verweerder heeft klager op 11 mei 2009 gedagvaard, waarbij verweerder verdere nakoming van de vaststellingsovereenkomst vorderde. De rechtbank heeft bij vonnis dd. 27 januari 2010 de vordering van verweerder toegewezen. Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof. De zaak staat thans voor uitspraak bij het gerechtshof.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder terwijl hij in 1995 had afgesproken dat hij de letselschade zaak van klager zou behandelen op no cure no pay basis; niettemin bij klager kosten in rekening heeft gebracht (o.a. voor cassatieadviezen);
2. verweerder in 2005 en 2006 klager niet persoonlijk op de hoogte heeft gesteld van de uitspraken van het gerechtshof en de Hoge Raad;
3. verweerder zich in de procedure bij het gerechtshof inzake de incasso van de vordering van verweerder tegen klager heeft bediend van onwaarheden, leugens en verwijten tegen klager.
4 VERWEER
4.1 Het is juist dat verweerder een “no cure no pay” afspraak heeft gemaakt met klager. Dit betrof echter uitsluitend het honorarium van verweerder, niet de door hem gemaakte kosten. Verweerder heeft de door de cassatieadvocaat in rekening gebrachte kosten -in totaal € 20.000, - voldaan. Klager heeft in mindering op de door verweerder voor hem betaalde kosten een bedrag ad €7.500, - voldaan. Op 8 februari 2007 is tussen klager en verweerder een vaststellingsovereenkomst gesloten betreffende de restantschuld van klager aan verweerder. Over deze kwestie is tussen klager en verweerder een civiele procedure aanhangig. De rechtbank heeft verweerder in het gelijk gesteld. Klager heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
4.2 Verweerder heeft klager nimmer onder druk gezet. Klager heeft de vaststellingsovereenkomst voordat hij deze ondertekende besproken met zijn huidige advocaat. Verweerder heeft zich ongeveer 1 ½ jaar aan de afbetalingsregeling gehouden. Dat houdt ook een erkenning in dat verweerder niet alle kosten voor hem zou betalen. Toen klager de betalingen staakte en niet reageerde op verzoeken om de door te gaan met de maandelijkse betalingen heeft verweerder klager in 2009 in rechte gedagvaard.
4.3 Verweerder heeft het arrest van het gerechtshof aan klager toegezonden en hierover telefonisch overleg gevoerd met klager. In overleg met klager is besloten om in cassatie te gaan. Mr X is vervolgens opgetreden als cassatieadvocaat. Deze heeft steeds met klager contact onderhouden.
4.4 Verweerder heeft in de civiele procedure zijn standpunt naar voren gebracht. Indien klager het hiermee niet eens is dient hij dit in het civiele geding naar voren te brengen.
4.5 Verweerder is het eens met de visie van de deken, dat klager te lang heeft getalmd met het indienen van de klacht.
5 BEOORDELING
Ad onderdelen 1 en 2
5.1 In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer inhoudend dat er sprake is van niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd.
5.2 Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op een in 1995 tussen partijen gemaakte financiële afspraken. Tussen partijen is op 8 februari 2007 een vaststellingsovereenkomst gesloten betreffende de betaling van de door verweerder aan derden voorgeschoten kosten. Klager heeft conform de overeenkomst gedurende 1 1/12 jaar betalingen voldaan. Verweerder heeft klager vervolgens in 2009 in rechte gedagvaard. Vervolgens heeft klager zich op 12 september 2012 erover beklaagd dat verweerder in strijd met de in 1995 gemaakte afspraak kosten bij hem in rekening brengt.
5.3 De raad stelt vast dat de afspraak waarop klager zich beroept 17 jaar voordat hij zich met een klacht tot de deken heeft gewend tot stand is gekomen. De raad stelt voorts vast dat verweerder de door hem betaalde kosten van de cassatieadvocaat voor het eerst in 2005 bij klager in rekening heeft gebracht. Ook toen heeft het nog zeven jaar geduurd alvorens klager zich tot de deken heeft gewend met een klacht hierover. Ook het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in 2005 en 2006.
5.4 Klager heeft ter zitting verklaard dat hij door lang medicijngebruik jarenlang niet helder heeft kunnen denken. De raad overweegt dat hoewel medische redenen een verschoonbare reden kunnen opleveren, de raad hiertoe in de zaak van klager geen aanleiding ziet. Klager heeft in 2007 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Verweerder heeft ter zitting door overlegging van een brief dd. 14 februari 2007 genoegzaam aangetoond dat hij voorafgaand aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst hierover telefonisch contact heeft gehad. met de huidige advocaat van klager, mr. Y. Toch heeft verweerder daarna nog 4 ¼ jaar gewacht met het indienen van een klacht. Nu klager van rechtskundige bijstand was voorzien had verwacht mogen worden dat klager zich binnen een redelijke termijn had beklaagd over het optreden van verweerder.
5.5 Op grond van al het bovenstaande is de raad van oordeel dat de onderdelen 1 en 2 van de klacht niet binnen een redelijke termijn zijn ingediend, op grond waarvan deze onderdelen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Ad onderdeel 3.
5.6 Het derde onderdeel van de klacht heeft betrekking op de civiele procedure tussen klager en verweerder. De tuchtrechter heeft geen bevoegdheid civiele geschillen te beslechten. Het staat verweerder, als partij in een civiele procedure, vrij datgene naar voren te brengen wat hij in het belang van zijn zaak acht. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het derde onderdeel van de klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de onderdelen 1 en 2 van de klacht niet-ontvankelijk
verklaart onderdeel 3 van de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.J..E. Poerink, voorzitter, mrs. A.A. Freriks, R.G.A. M. Theunissen, Th. Kremers, W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting dd. 2 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht niet-ontvankelijk dan wel ongegrond is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de orde van advocaten te Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl