Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:62
Zaaknummer
R. 4139/13.46
Inhoudsindicatie
De ratio van gedragsregel 37 is om naar aanleiding van een tegen een advocaat ingediende klacht, de deken in staat te stellen zijn toezichthoudende taak naar behoren te vervullen en adequaat dekenonderzoek mogelijk te maken. In de leidraad dekenale klachtenbehandeling is met zoveel woorden vermeld dat aan klager en verweerder over en weer afschriften van correspondentie en stukken worden gezonden. Naar het oordeel van de Raad gaat het niet aan om aan het verstrekken van gevraagde inlichtingen aan de Deken, als voorwaarde te verbinden een verbod op doorsturen van correspondentie en stukken aan de klager. Schending gedragsregel 37. Klacht gegrond. Berisping.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 7 maart 2013 met kenmerk K044 2013 bm/sh, door de raad ontvangen op 7 maart 2013, heeft klager de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2013 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft de heer K. vanaf 11 december 2012 als advocaat bijgestaan in een strafzaak.
2.3 K. heeft over de werkwijze van verweerder op 16 januari 2013 een klacht ingediend.
2.4 Op 17 januari 2013 heeft de raadsman van verweerder, mr. B, per e-mail aan de deken bericht in deze kwestie voor verweerder op te treden en ervan uit te gaan dat de correspondentie ter zake niet aan klager wordt doorgezonden en dat ook zijn naam en adresgegevens niet bekend zouden worden gemaakt.
2.5 De klacht is door klager op 22 januari 2013 in kopie aan mr. E gezonden met het verzoek daarop binnen drie weken zijn commentaar te doen toekomen.
2.6 In reactie op de e-mail van 17 januari 2013 heeft klager op 22 januari 2013 aan mr. B. – voor zover van belang - het volgende bericht:
“In klachtprocedures wordt in alle openheid gecorrespondeerd. Dat betekent dat brieven van de advocaat naar de klager worden gestuurd en vice versa. Indien u dit niet wenst, zullen wij mr. E. rechtstreeks aanschrijven met het verzoek op deze klacht te reageren.
Ik zend u hierbij een kopie van de brief die wij aan mr. E. hebben toegezonden.”
2.7 Bij e-mail van 22 januari 2013 (19.55 uur) heeft mr. B. aan klager – voor zover van belang - het volgende bericht:
“Op 17 januari 2013 heb ik u, strikt vertrouwelijk, een email gezonden betreffende deze zaak. Desondanks richt u zich rechtstreeks tot mijn cliënt, hoewel de gedragsregels zulks verbieden. (gedragsregel 18)
(…)
Voor de goede orde wijs ik u erop dat ik u niet toesta om een afschrift van deze brief door te zenden aan K., noch dat u mijn naam en adres aan de familie K. bekend maakt.”
2.8 Bij brief van 26 januari 2013 heeft mr. B. aan klager – voor zover van belang – het volgende bericht:
“STRIKT VERTROUWELIJK
Deze brief mag niet aan K.. worden overhandigd of doorgezonden. Mijn naam en adres gegevens mogen evenmin aan K.. worden bekend gemaakt.
(…)
De stelling in uw brief omtrent het in alle openheid corresponderen in klachtprocedures is onjuist. Er is geen regel of wet die dat voorschrijft. Integendeel in klachtprocedures worden de partijen niet gevormd door de klager ter ene zijde en de beklaagde advocaat ter andere zijde.
In klachtprocedures zijn de partijen de Orde van Advocaten tegenover de beklaagde advocaat. De klager valt er tussen uit.
(…)
Het is de Deken die het onderzoek namens de Orde doet en het is de Deken die daarom met de klager correspondeert.
(…) het is de taak van de Deken om met klager te corresponderen (…).”
2.9 In reactie op de e-mail van mr. B. van 22 januari 2013 (19.55 uur) heeft klager op 7 en/of 8 februari 2013 aan hem – voor zover van belang – het volgende bericht:
“ (…) Indien u namens mr. E. in het kader van het tuchtrechtelijk onderzoek naar een tegen mr. E. ingediende klacht stukken bij mij indient, dan zal ik deze doorsturen aan klager. Indien u dit niet wenst, zal ik uw brieven en eventuele andere stukken aan u retourneren. Ik kan deze dan niet in behandeling nemen.
(…)
De klachten worden behandeld op grond van de landelijk vastgestelde leidraad dekenale klachtenbehandeling, die op de website van de NOvA is geplaatst en waarnaar ik kortheidshalve verwijs. Daarin is nadrukkelijk opgenomen dat de reacties over en weer naar de andere zijde worden doorgezonden. Aldus zal ik te werk gaan.
Er zijn wat mij betreft twee mogelijkheden. Hetzij u treedt op voor mr. E., u reageert namens uw cliënt inhoudelijk op de ingediende klachten en u doet dit op zodanige wijze dat uw brieven kunnen worden doorgezonden aan klager, hetzij u treedt niet op voor mr. E., in welk geval ik hem andermaal zal verzoeken zelf inhoudelijk op de klacht te reageren.
Mocht u uw ingenomen standpunten handhaven, dan zal ik een klacht tegen u indienen bij uw eigen deken wegens het onmogelijk maken van het uitvoeren van een tuchtrechtelijk onderzoek. Ik zal dan tevens de klacht van de heer K. doorzenden aan de Raad van Discipline met de mededeling dat een onderzoek naar de klacht niet mogelijk is gebleken. Tenslotte zal ik dan een nieuwe dekenklacht tegen mr. E. indienen wegens het niet verstrekken van inlichtingen in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek. Ik verneem graag binnen een week na heden uw standpunt ten aanzien van uw bijstaan aan mr. E..”
2.10 Op 12 februari 2013 heeft mr. B. daarop – voor zover van belang – als volgt gereageerd:
“STRIKT VERTROUWELIJK
Deze brief mag niet aan K.. worden overhandigd of doorgezonden. Mijn naam en adres gegevens mogen evenmin aan K. worden bekend gemaakt.
(…)
De door u aangehaalde landelijke leidraad is slechts een leidraad en niet meer dan dat, waarin bovendien in punt 2,8 uitdrukkelijk is vermeld: de deken kan, naar gelang de omstandigheden, van de hierboven omschreven procedure afwijken.
(…) Met andere woorden, ik handhaaf de door mij ingenomen standpunten en zie een klacht van u bij mr. D. met vertrouwen tegemoet (…).
Ook met betrekking tot een, nieuwe, klacht tegen mijn cliënt mr. E., voorzie ik dat die geen kans van slagen heeft. Mr. E. weigert immers niet om u inlichtingen te verstrekken, maar daarvoor is het wel nodig dat
1. eerst door u moet worden gesteld dat er sprake is van een tuchtrechtelijk onderzoek (regel 37);
2. u inlichtingen wilt en voorts duidelijk aangeeft welke inlichtingen u wenst en waarom u die inlichtingen wenst;”
2.11 Op bovenstaande fax heeft klager op 13 februari 2013 per e-mail – voor zover van belang – als volgt gereageerd:
(…) De familie K. heeft een klacht ingediend tegen mr. E.. Dat is mr. E. ook bericht. Het verzoek om op de klacht te reageren heb ik gedaan in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek naar de klacht. Ik veronderstel mr. E. met deze gang van zaken inmiddels bekend. Mr. E. verkiest zich te laten vertegenwoordigen door u. Dat blijft zijn eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Indien u aldus voorwaarden gaat stellen aan de wijze waarop ik klachten onderzoek, is dat impliciet te kwalificeren als een weigering van mr. E. om te reageren op een onderzoek dat door mij is ingesteld in het kader van gedragsregel 37. Zo zal ik dat ook verwoorden.
(…)
Uw opmerking over de leidraad dekenale klachtenbehandeling geven mij geen aanleiding om van de leidraad af te wijken.
Nu u heeft aangegeven uw standpunt ten aanzien van het doorzenden van uw reactie op de klacht te handhaven, zal ik overgaan tot verzending van de klacht aan de Raad van Discipline. Een verdere discussie over dit onderwerp acht ik niet zinvol.”
2.12 Bij brief met bijlagen van 7 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in een klachtenprocedure, in strijd met artikel 46 Advocatenwet en meer in het bijzonder in strijd met gedragsregel 37, niet aanstonds inlichtingen verstrekt inzake een tegen hem ingediende klacht, ondanks verzoeken daartoe.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De vraag die in het licht van de beoordeling van de klacht allereerst beantwoording behoeft, is hoe de term “inlichtingen” in gedragsregel 37 moet worden uitgelegd. De deken stelt dat daaronder ook valt zijn verzoek aan verweerder om inhoudelijk te reageren op de tegen hem ingediende klacht. Verweerder staat een letterlijke uitleg van de term voor.
5.2 De raad overweegt daaromtrent het volgende.
5.3 Vooropgesteld moet worden dat de aard van de klacht tegen verweerder en van de daarbij gevoegde bijlagen, niet voor meerderlei uitleg vatbaar is en dat daarover bij verweerder (dus) ook geen misverstand kon bestaan. Het was verweerder dus zonder meer duidelijk waarop hij diende te reageren.
5.4 Met de door hem voorgestane letterlijke uitleg van de term “inlichtingen” in die gedragsregel, miskent verweerder het in de gedragsregels en Advocatenwet neergelegde systeem.
5.5 De ratio van gedragsregel 37 is immers om naar aanleiding van een tegen een advocaat ingediende klacht, de deken in staat te stellen zijn toezichthoudende taak naar behoren te vervullen en adequaat dekenonderzoek mogelijk te maken. In dat verband en om te komen tot een meer uniforme wijze van klachtenbehandeling, hebben de plaatselijk dekens gezamenlijk de leidraad dekenale klachtenbehandeling opgesteld, waarin met zoveel woorden is vermeld dat aan klager en verweerder over en weer afschriften van correspondentie en stukken worden gezonden. Het handelen van klager in deze strookt met deze leidraad.
5.6 Naar het oordeel van de raad gaat het, gelet op het voorgaande, niet aan, om aan het verstrekken van de gevraagde inlichtingen als voorwaarde te verbinden een verbod op doorsturen van correspondentie en stukken aan de betrokken klager(s). Het ondanks nadere uitleg van de deken en een uiteenzetting van de (mogelijke) gevolgen ervan (retourneren, niet in behandeling nemen en indienen van een klacht), volharden in die voorwaarden, geeft geen pas en kwalificeert naar het oordeel van de raad als een schending van gedragsregel 37. Dat maakt de handelwijze van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, mrs. M. Aukema, P.O.M. van Boven- de Groot, L.Ph.J. Baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en bij vervroeging uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl