Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:102
Zaaknummer
OB 82-2013
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de bevoegdheid die hem als deken toekwam om vertrouwelijke informatie bij klager op te vragen, gebruikt op een wijze waarvoor deze bevoegdheid niet in het leven is geroepen. Deze bevoegdheid komt een deken immers toe ten behoeve van het uitoefenen van zijn toezichthoudende dan wel bemiddelende taak. Verweerder heeft door zijn optreden een rechterlijke procedure beïnvloed, althans het risico in het leven geroepen dat die procedure door zijn handelwijze zou worden beïnvloed. Verweerder heeft aldus geen correct gebruik gemaakt van de bevoegdheid die hem als deken toekwam, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond; berisping
Uitspraak
Beslissing van 4 november 2013
in de zaak OB 82 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
gemachtigde:
B
tegen:
C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Klager heeft bij brief dd. 20 maart 2012 een klacht tegen verweerder ingediend bij de voorzitter van de raad van discipline. Bij brief dd. 2 april 2012 verzocht klager de raad de behandeling van de klachtzaak aan te houden. Bij brief dd. 7 januari 2013 verzocht de toenmalige gemachtigde en kantoorgenote van klager (verder te noemen: mr. H), de zaak weer in behandeling te nemen, aangezien een gesprek tussen partijen niet in een vergelijk had geresulteerd. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 24 januari 2013 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement OB teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 maart 2013 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 14 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2013 in aanwezigheid van klager, de gemachtigde van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van:
- de brief van de deken van 13 maart 2013, met bijlagen;
- de brief van klager dd. 2 april 2012;
- de brief van klager dd. 30 augustus 2013, met bijlage.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager is van 2005 tot 2009 werkzaam geweest bij advocatenkantoor X. Klager is per 1 januari 2007 toegetreden tot de maatschap. Tussen partijen is een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. Klager heeft medio 2009 de maatschapsovereenkomst opgezegd.
2.2 Mr. Y, met wie klager medio 2009 een samenwerkingsverband is aangegaan, heeft klager bijgestaan in de kwestie betreffende de finaciele afwikkeling en ten aanzien van de te maken afspraken in verband met het relatiebeding met X.
2.3 X heeft zich bij brief dd. 13 juli 2011 gewend tot verweerder in diens hoedanigheid van (voormalig) deken. X heeft bij voormelde brief aan verweerder een afschrift van een dagvaarding van klager alsmede van het antwoord van X met tegenvordering toegezonden. X schrijft vervolgens: “ Wij hebben aanwijzingen dat (klager) in strijd met het relatiebeding ook voor andere relaties van kantoor (X) werkzaamheden heeft verricht. Een lijst met bedoelde relaties voegen wij hierbij. Hierbij zij aangetekend dat (klager) een aantal lopende zaken mocht afmaken (zie brief mr. S), maar geen nieuwe zaken, dus ook niet in een zaak xxx/advies, nieuwe adviezen. Wij willen hierover bij voorkeur niet onze clienten lastig vallen met vragen ter verkrijging van bewijs.
Wij zouden graag uw visie vernemen ten aanzien van deze kwesties. Bijvoorbeeld zou u mr. W (die hier verder buiten staat) en (klager) kunnen vragen om u (alleen) inzage te geven in hun administratie. “
2.4 Mr. H, kantoorgenote van klager, heeft bij brief dd. 14 juli 2011 aan verweerder inhoudelijk gereageerd op de brief van X. Mr. H. heeft namens klager betwist dat deze in strijd met het relatiebeding werkzaamheden zou hebben verricht. Mr. H heeft geen afschrift van haar brief aan X verzonden en aan de deken verzocht de zaak vertrouwelijk te behandelen.
2.5 Verweerder heeft bij brief van 13 september 2011 aan mr. H bericht dat er een discrepantie bestond tussen de van mr. H bij brief dd. 14 juli 2011 ontvangen informatie en de door verweerder bij X en mr. Y opgevraagde en door hem op 9 respectievelijk 12 september 2011 ontvangen informatie, te weten lijsten van relaties die door klager waren bediend gedurende de periode dat klager werkzaam was bij X respectievelijk het kantoor van mr Y. Verweerder stelde dat hem, nu er sprake was van een discrepantie en hij schijnbaar niet op de juiste wijze was geïnformeerd, niets anders restte dan de bemiddeling neer te leggen, temeer nu de zaak inmiddels bij de rechtbank aanhangig was gemaakt. Verweerder schreef voorts zowel mr. N van kantoor X als mr. H toestemming te verlenen om de brief van X dd. 13 juli 2011,het schrijven van mr. H dd. 14 juli 2011 , alsmede de brief van verweerder dd. 13 september 2011 in het geding te brengen. Verweerder zond een kopie van zijn brief dd. 13 september 2011 per fax aan X.
2.6 Mr. H verzocht verweerder per e-mail dd. 14 september 2011 haar de lijsten met cliëntgegevens van X en mr. Y van 9 en 12 september 2011 te doen toekomen. Mr. H heeft verweerder per e-mail bericht dat zij er kennis van had genomen dat namens X ter zitting was medegedeeld dat verweerder op kantoor van X was geweest om de kwestie te bespreken. Mr. H nodigde verweerder in verband met hoor en wederhoor uit op kantoor van klager teneinde de zaak met klager te bespreken. Verweerder heeft mr. H per e-mail dd. 30 september 2011 bericht dat het kantoorbezoek een regulier bezoek betrof. Hij stelde wegens vakantie na 13 oktober 2011 te zullen reageren op het verzoek van 14 september 2011. Mr. H antwoordde per e-mail dd. 3 oktober 2011 graag zo spoedig mogelijk na de vakantie van verweerder de twee lijsten te ontvangen, alsmede informatie over de stand van zaken in het bemiddelingsdossier X / klager en de klachtzaken van mr. Y tegen klager. Zij herhaalde de uitnodiging om een bezoek te brengen aan het kantoor van klager. Mr. H heeft haar verzoek per e-mail dd. 14 december 2011 herhaald. Verweerder informeerde per e-mail dd. 19 januari 2012 of zijn verdere reactie/bemiddeling nog nodig was. Op 29 januari 2012 schreef verweerder binnen twee weken een inhoudelijke reactie te zullen geven.
2.7 Bij brief dd. 20 maart 2012 heeft klager zich bij de voorzitter van de raad van discipline beklaagd over de gedragingen van verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder zich heeft gemengd in een zaak die op dat moment naar hem bekend was onder de rechter was;
2. verweerder vertrouwelijke correspondentie zijdens klager in de procedure tegen X wel heeft verstrekt aan de wederpartij, maar vertrouwelijke stukken van de wederpartij ondanks herhaald verzoek niet aan klager heeft verstrekt;
3. verweerder wel het kantoor van de wederpartij heeft bezocht om het geschil met klager te bespreken, maar niet in ging op uitnodigingen om het kantoor van klager te bezoeken;
4. verweerder niet heeft gereageerd op diverse verzoeken zijdens klager om informatie over de stand van zaken in het conflict tussen klager en zijn voormalige kantoorgenoot mr. W alsmede door geen lijsten te verstrekken in het conflict tussen klager en X.
4 VERWEER
4.1 Verweerder werd in eerste instantie ingeschakeld om te bemiddelen. Verweerder heeft onderzoek verricht bij het kantoor X en bij het kantoor van klager. Verweerder constateerde dat er een groot verschil was in de ontvangen informatie. Hierdoor was het verweerder duidelijk dat hij door een der partijen niet juist dan wel onvolledig werd geinformeerd. Verweerder achtte zijn verdere bemiddeling op grond van bovenstaande en aangezien de zaak inmiddels onder de rechter was niet zinvol en heeft de bemiddeling daarom geëindigd.
5. BEOORDELING
5.1 Vast staat dat mr. N zich namens X bij brief dd. 13 juli 2011 heeft gewend tot verweerder, in diens hoedanigheid van deken, in verband met vermeend strijdig handelen door klager ten aanzien van een tussen partijen overeengekomen relatiebeding. Mr. N stelt graag de visie van verweerder te vernemen en verzoekt hem om bijvoorbeeld klager en mr. Y te vragen om hem (alleen) inzage te geven in hun administratie. Voorts staat vast dat tussen X en klager een civiele procedure aanhangig was bij de rechtbank.
5.2 Uit de brief van verweerder dd. 13 september 2011 blijkt dat verweerder de door X en mr Y aan hem verstrekte lijsten met cliëntgegevens heeft vergeleken en conclusies heeft getrokken ten aanzien van het relatiebeding, dat hij vervolgens toestemming heeft verleend aan beide partijen in de civiele procedure om zijn brief dd. 13 september 2013, alsmede de brief van mr. N dd. 13 juli 2011 en de brief van mr. H dd. 14 juli 2013, in het geding te brengen. Verweerder heeft de door X en mr Y aan hem verstrekte lijsten met cliëntgegevens, waarop verweerder zijn conclusie heeft gebaseerd, ondanks het daartoe strekkend en herhaald verzoek van mr. H, niet aan klager verstrekt.
Ad klachtonderdelen 1 en 2
5.3 Het staat een deken vrij te bemiddelen in een zaak tussen twee partijen, ook indien de zaak onder de rechter is. Een deken dient zich in dat kader evenwel te onthouden van een inhoudelijk oordeel over een geschil dat onderwerp is van een rechterlijke procedure, dan wel beïnvloeding van die procedure anderszins.
5.4 Verweerder heeft zich naar het oordeel van de raad niet beperkt tot bemiddeling tussen partijen. Verweerder heeft in zijn brief dd. 13 september 2011 vertrouwelijk informatie van partijen met elkaar vergeleken en hieraan conclusies verbonden. Verweerder heeft zich aldus inhoudelijk uitgelaten over het geschil en zich aldus gemengd in een procedure die bij de civiele rechter aanhangig was. Verweerder heeft de hem vertrouwelijk verstrekte informatie weergegeven in zijn brief dd. 13 september 2011 en daarmee het risico tot stand gebracht dat hierdoor het verloop van het rechtsgeding werd beïnvloed. Dit geldt temeer nu hij partijen uitdrukkelijk toestemming heeft verleend zijn brief, met bijlagen, in het geding in te brengen, waarvan X bij zijn akte tot vermeerdering van eis in reconventie ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt.
5.5 Verweerder heeft ter zitting niet aannemelijk gemaakt op welke gronden hij ertoe is overgegaan de namens klager vertrouwelijk aan hem toegestuurde informatie wel aan X kenbaar te maken, terwijl hij, ondanks herhaald verzoek van mr. H namens klager, heeft nagelaten een kopie van de door X en mr Y aan hem toegestuurde informatie aan klager te verzenden. Indien een deken optreedt als bemiddelaar tussen advocaten binnen zijn arrondissement, dient hij dezen op gelijke wijze te behandelen, tenzij hij goede gronden heeft zulks niet te doen. Hiervan is in deze niet gebleken.
De raad acht de klachtonderdelen 1 en 2 op grond van het bovenstaande gegrond.
Ad klachtonderdeel 3
5.6 Als door verweerder erkend staat vast dat hij een bezoek heeft gebracht aan kantoor Y. Het staat een deken vrij in het kader van zijn toezichthoudende taak een bezoek aan een kantoor af te leggen. Nu niet is komen vast te staan dat dit bezoek heeft plaatsgevonden met het oog op de rechterlijke procedure tussen X en klager, dient klachtonderdeel 3 als ongegrond te worden afgewezen.
Ad klachtonderdeel 4
5.7 Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is komen vast te staan dat verweerder, ondanks diverse toezeggingen daartoe, niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van mr. H om nadere informatie over de stand van zaken in diverse klachtzaken en om toezending van de door X en mr. Y toegestuurde stukken. Van een deken mag worden verwacht, dat hij in zijn hoedanigheid van deken aan hem toevertrouwde klachtzaken met de nodige voortvarendheid aanpakt en gedane toezeggingen nakomt. Hiervan is in deze niet gebleken, op grond waarvan de raad klachtonderdeel 4 gegrond zal verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken klager om informatie verzocht. Een advocaat is verplicht om de deken op diens verzoek informatie te verstrekken. Het was in dat kader dat door mr. H namens klager is gereageerd op de brief van X dd. 13 juli 2013, waarbij verweerder erop werd gewezen dat de zaak onder de rechter was en dat de informatie vertrouwelijk aan hem werd verstrekt. Verweerder heeft de vertrouwelijk aan hem verstrekte informatie vergeleken met de door X en mr. Y aan hem verstrekte informatie en hieraan conclusies verbonden, waarbij verweerder de vertrouwelijke informatie heeft kenbaar gemaakt aan X en X toestemming heeft verleend deze in de procedure in te brengen.
6.2 Verweerder heeft de bevoegdheid die hem als deken toekwam om vertrouwelijke informatie bij klager op te vragen, gebruikt op een wijze waarvoor deze bevoegdheid niet in het leven is geroepen. Deze bevoegdheid komt een deken immers toe ten behoeve van het uitoefenen van zijn toezichthoudende dan wel bemiddelende taak. Verweerder heeft door zijn optreden een rechterlijke procedure beïnvloed, althans het risico in het leven geroepen dat die procedure door zijn handelwijze zou worden beïnvloed. Verweerder heeft aldus geen correct gebruik gemaakt van de bevoegdheid die hem als deken toekwam, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
6.3 De raad acht op grond van het bovenstaande oplegging van de maatregel van berisping passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van berisping
wijst klachtonderdeel 3 als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door
- klager
- de deken van de orde van advocaten te OB
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl