Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:59

Zaaknummer

195a/12

Zaaknummer

195b/12

Inhoudsindicatie

Ruime mate van vrijheid voor de advocaat van de wederpartij. Klachten te algemeen geformuleerd en niet voldoende onderbouwd. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 januari 2013

in de zaak 195a/12 en 195b/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

verweerders

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement L. van 18 december 2012 met kenmerk 011/012 KL081A, door de raad ontvangen op 19 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Klaagster is gehuwd geweest met de heer P. en was in loondienst bij een door de heer P. bestuurde besloten vennootschap. Omstreeks 2010 heeft verweerder sub 1 de heer P. bijgestaan in een arbeidsgeschil tussen klaagster en haar werkgever. Klaagster werd bijgestaan door mr. L. Deze zaak staat thans op de rol van het hof voor grieven.

1.3    Verweerster sub 2 heeft de heer P. bijgestaan in de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de heer P. Mr. L. heeft klaagster  bijgestaan in die procedure. De echtscheiding is op 2 mei 2011 uitgesproken. Met betrekking tot de kinderen is de behandeling van de zaak meermalen aangehouden. Mr. L. heeft zich omstreeks oktober 2012 als advocaat van klaagster in beide zaken teruggetrokken.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerders op de hoogte waren van het onbehoorlijke gedrag van hun cliënt, de heer P., alvorens zij de rechtszaken hebben gestart. Beide verweerders hebben leugens over klaagster verkondigd door haar te betichten van psychische problemen. Er is voorts sprake van smaad en laster, er is meineed gepleegd en er is gebruik gemaakt van gemanipuleerde gegevens. Door dit handelen hebben de rechter en overige hulpverleners/instanties, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming, geen juist beeld van klaagster kunnen krijgen. Dit alles heeft in het nadeel van klaagster gewerkt.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

In de zaak 195a/12

3.1    Verweerder sub 1 heeft in de arbeidszaak tussen klaagster en de heer P.alleen juridisch relevante argumenten naar voren gebracht. Hij is daarbij niet buiten zijn eigen expertise getreden en heeft eveneens geen onnodig grievende uitlatingen gedaan. De psychische toestand van klaagster is verweerder sub 1 niet bekend. Ook heeft hij geen invloed uitgeoefend op aangiftes of rapporten van officiële instanties, noch heeft hij pogingen daartoe ondernomen.

In de zaak 195b/12

3.2    Verweerster sub 2 heeft de heer P. in de echtscheidingszaak bijgestaan. Op een rechtszitting is over en weer over de psychische toestand van partijen gesproken. De psychische gesteldheid van klaagster is verweerster sub 2 onbekend. Er zijn door verweerster sub 2 geen aangiftes tegen klaagster gedaan noch heeft verweerster sub 2 daartoe opdracht gegeven. Verweerster is niet bekend met hetgeen klaagster stelt over de diverse rapportages, behoudens het onderzoek door de Raad van de Kinderbescherming. Verweerster sub 2 heeft slechts juridisch relevante argumenten naar voren gebracht en is daarbij niet buiten haar expertise getreden, noch heeft zij onnodig grievende uitlatingen gedaan.

 

4    BEOORDELING

In de zaak 195a/12 en 195b/12

4.1    De voorzitter stelt vast dat de klacht gericht is tegen de advocaat van de  wederpartij van klaagster. In dat geval staat voorop dat, volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

1)    zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

2)    feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn;

3)    indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.2    Met betrekking tot de onder 2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder dan ook aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3    Uit de stukken blijkt dat de verwijten van klaagster jegens beide verweerders van algemene aard zijn en niet gespecificeerd. Daaruit is, naar het oordeel van de voorzitter, niet af te leiden dat verweerders de grenzen van de hun toekomende vrijheid bij de behartiging van de belangen van hun cliënt, hebben overschreden. De klacht tegen beide verweerders is dan ook kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 17 januari 2013.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op        januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

 

en per gewone post aan:

-    verweerders

-    de (voormalig) deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Leeuwarden.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.