Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2013:YA4302

Zaaknummer

175/12

Inhoudsindicatie

Het accepteren van betaling anders dan in geld,  bijv. door auto’s als betaalmiddel aan te bieden,  is op grond van artikel 10 van de Vafi in samenhang met Gedragsregel 28 lid 1, niet toegestaan. Uitgangspunt is immers dat betalingen giraal dienen te geschieden tenzij er omstandigheden zijn die een andere wijze van betaling rechtvaardigen. Klacht gegrond; maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 1 maart 2013

in de zaak 175/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mr. [    ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 30 oktober 2012 met kenmerk 1213/17, door de raad ontvangen op 31 oktober 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2012 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Verweerder is vergezeld van zijn gemachtigde mr. H. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van verweerder van 13 november 2012;

1.4    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Uit hoofde van zijn functie is de deken er mee bekend geworden dat verweerder voornemens is geweest zekerheid te vragen van een cliënt voor de betaling van zijn openstaande declaraties. Mede met het oog op Gedragsregel 28 heeft verweerder laten weten dat door hem uiteindelijk geen zekerheid anders dan in geld is gevraagd van de desbetreffende cliënt. Wel heeft verweerder een tweetal auto’s als betaling geaccepteerd. Daarmee is een deel van de openstaande facturen voldaan en is de ene auto door het kantoor van verweerder verkocht voor € 40.000,00 en een andere auto voor  € 15.000,00.

 

3    DEKENBEZWAAR

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet, artikel 10 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit (Vafi) en Gedragsregel 28 door betaling te accepteren anders dan in geld.

 

Toelichting

3.2    De deken stelt voorop dat in een relatie tussen de advocaat en een cliënt in zijn algemeenheid een overeenkomst van opdracht ontstaat c.q. bestaat in de zin van art. 7:400 e.v. BW. Daaruit vloeit voort dat de opdrachtgever aan zijn opdrachtnemer loon verschuldigd is (art. 7:405 BW). In het verlengde hiervan gaat bijvoorbeeld ook Gedragsregel 28 lid 1 uit van het ontvangen van geld als wijze van betaling van een voorschot en dus ook geld als betaling voor verrichte diensten. Ook artikel 10 van de Vafi ziet op betalingen in geld en niet in andere vormen. Bovendien heeft verweerder ter zake van het in betaling nemen van twee auto’s geen overleg gevoerd met de deken (art. 10 lid 3 van de Vafi en Gedragsregel 28 lid 1).

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder is van mening dat zijn handelwijze met betrekking tot de in betaling neming van genoemde twee auto’s niet in strijd is met artikel 28 lid 1 van de gedragsregels, omdat het ten aanzien van deze auto’s niet gaat om het aanvaarden van zekerheid anders dan in geld (voorschot) maar om het aanvaarden van betaling voor openstaande declaraties. Verweerder heeft zich destijds niet gerealiseerd dat de verrichte betaling voor openstaande declaraties, anders dan giraal, in strijd zou kunnen zijn met het bepaalde in artikel 10 van de Vafi. Verweerder verkeerde tot voor kort in de veronderstelling dat de Vafi en de daar aan voorafgaande richtlijnen regels stelden met betrekking tot het aannemen en verrichten van contante betalingen door advocaten om, kort gezegd, te voorkomen dat advocaten betrokken raken bij crimineel gedrag, met name omdat de herkomst van contant geld niet traceerbaar is. Verweerder heeft zich niet gerealiseerd dat ook inbetalinggeving in natura onder het bereik van de Vafi zou kunnen vallen. Verweerder voert uitdrukkelijk aan dat de inbetalinggeving van de beide auto’s geenszins de achtergrond heeft gehad zaken die het daglicht niet kunnen verdragen te verdoezelen of anderen te benadelen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat niet is komen vast te staan dat de beide auto’s gediend hebben als object van zekerheidsstelling. Overtreding van Gedragsregel 28 lid 1 is niet komen vast te staan. Vast staat wel dat de auto’s als betaalmiddel zijn geaccepteerd.

5.2    De raad overweegt hieromtrent dat uit de regelgeving, onder andere artikel 10 van de Vafi en in samenhang daarmee Gedragsregel 28 lid 1 moet worden afgeleid dat betaling in natura van openstaande declaraties niet geoorloofd is. Immers artikel 10 van de  Vafi bepaalt dat uitgangspunt is dat betalingen giraal geschieden en dat betaling in contanten slechts geoorloofd is indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen en tevens een bedrag van € 15.000,00 niet te boven gaan. Indien de betaling een bedrag van € 15.000,00 of meer betreft, dient de advocaat overleg te plegen met de deken. Nu het uitgangspunt is dat betaling giraal dient te geschieden terwijl er geen omstandigheden zijn die een andere wijze van betaling rechtvaardigen en Gedragsregel 28 lid 1 bepaalt dat een voorschot alleen in geld is toegestaan, is de raad van oordeel dat ten aanzien van betaling van openstaande declaraties heeft te gelden dat deze niet anders dan in geld betaald mogen worden. Bovendien overweegt de raad ten overvloede en voor zover verweerder meende dat betaling in natura wel geoorloofd was, dat het in dat geval op de weg van verweerder had gelegen om met de deken te overleggen nu de auto’s voor         € 15.000,00 respectievelijk  € 40.000,00 zijn verkocht. De klacht is dan ook gegrond. 

 

6    MAATREGEL

6.1    De raad overweegt bij het opleggen van onderstaande maatregel dat de raad tot de overtuiging is gekomen dat er geen sprake is van opzet en dat verweerder enkel de bedoeling heeft gehad om betaling te verkrijgen van zijn openstaande declaratie.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. M.E. Derix, G.E.J. Kornet, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2013.

 

griffier                                                                  voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de oud-deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Zwolle-Lelystad

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de oud-deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement Zwolle-Lelystad

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl