Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:131

Zaaknummer

R. 4215/13.122

Inhoudsindicatie

Klager heeft verweerder verzocht cassatiemiddelen namens hem in te dienen bij de Hoge Raad. Verweerder heeft opdracht aanvaard en toevoeging aangevraagd. Niet expliciet gewezen op consequenties van niet (tijdig) voldoen van eigen bijdrage. Tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar. Klacht in zoverre gegrond. Ook niet voldoen aan herhaald verzoek van gemachtigde van klager om beweegredenen geen schriftuur in te dienen schriftelijk te onderbouwen, tuchtrechtelijk verwijtbaar. Naatregel: voorwaardelijke schorsing voor de duur van een week.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 6 juni 2013 met kenmerk K026 2013 bm/smo, door de raad ontvangen op 7 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn raadsman B. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich op 3 april 2012 tot verweerder gewend met het verzoek namens hem een cassatieschriftuur in te dienen bij de Hoge Raad in het door zijn voorgaande advocaat namens hem ingestelde cassatieberoep tegen een strafrechtelijke veroordeling door het Gerechtshof d.d. 22 september 2011.

2.3 Bij brief van 22 maart 2012 heeft de Hoge Raad aan klager bevestigd dat hij binnen 60 dagen na het instellen van het cassatieberoep diende over te gaan tot het indienen van de cassatieschriftuur bij gebreke waarvan het cassatieberoep niet ontvankelijk zou worden verklaard.

2.4 Voor de door hem te verrichte werkzaamheden heeft verweerder een toevoeging aangevraagd en verkregen, waarbij de eigen bijdrage werd bepaald op € 76,-.

2.5 Bij brief van 18 januari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat

a. hij zonder nadere uitleg of aankondiging heeft verzuimd cassatiemiddelen namens klager bij de Hoge Raad in te dienen, terwijl hij hem niet vooraf had geïnformeerd over de mogelijke consequenties van het niet (of niet tijdig) betalen van de eigen bijdrage;

b. hij in strijd met gedragsregel 17 heeft gehandeld, die bepaalt dat advocaten onderling welwillendheid dienen te betrachten.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat zijn cliënt steeds naar behoren dient te informeren en duidelijk dient te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen.

5.2 Uit de in het dossier bevindende stukken blijkt dat klager zich op 3 april 2012 tot verweerder heeft gewend met het verzoek om namens hem cassatiemiddelen in te dienen bij de Hoge Raad. Deze opdracht is door verweerder aanvaard en hij heeft vervolgens een toevoeging voor klager aangevraagd. Op 6 april 2012 heeft verweerder de opdrachtbevestiging aan klager verzonden. In die opdrachtbevestiging is vermeld dat een eigen bijdrage verschuldigd kan zijn. Niet vermeld is dat bij niet-tijdige voldoening van die eigen bijdrage er geen werkzaamheden zullen worden verricht. Verweerder heeft zich dat recht slechts voorbehouden, maar een zodanig algemeen voorbehoud is naar het oordeel van de raad vanwege de vérgaande consequenties onvoldoende. Verweerder heeft immers niet aansluitend expliciet aan klager schriftelijk laten weten dat hij inderdaad van dat voorbehoud gebruik ging maken en dus geen cassatiemiddelen zou indienen nu de eigen bijdrage niet was betaald, noch heeft verweerder klager expliciet laten weten wat in zijn concrete geval de consequenties daarvan voor klagers cassatieprocedure zouden zijn. 

5.3 Door geen cassatiemiddelen in te dienen en door klager niet nadrukkelijk en explicieter te wijzen op de consequenties van het uitblijven van betaling van zijn eigen bijdrage voor klagers cassatieprocedure en het (desondanks) niet indienen van de cassatie schriftuur, heeft verweerder naar het oordeel van de raad zijn zorgplicht jegens klager ernstig geschonden. De raad acht dit klachtonderdeel gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

5.4 Uit de stukken in het dossier blijkt dat verweerder zijn beweegredenen voor het indienen van het cassatieschriftuur mondeling aan klager heeft kenbaar gemaakt. De raad acht het in een dergelijk geval niet noodzakelijk dat daarvan dan ook een schriftelijke bevestiging volgt. Door dit na te laten heeft verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

5.5 Dat heeft verweerder wel waar het gaat om het niet reageren op de brief van de gemachtigde van klager aan hem van 1 oktober 2012, waarin hij verweerder verzoekt het standpunt dat hem mondeling al is kenbaar gemaakt met schriftelijke bescheiden te onderbouwen. Ook na rappel d.d. 26 november 2012 heeft verweerder niet gereageerd. Ook dit klachtonderdeel acht de raad derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week;

- bepaalt dat deze maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de raad van discipline anders mocht bepalen op grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, G.J. Schipper, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, ter openbare zitting van 16 december 2013.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl