Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4330

Zaaknummer

B209-2013

Inhoudsindicatie

De vraag wat de aan verweerder verstrekte opdracht exact behelsde is een vraag van civielrechtelijke aard, die niet ter beoordeling is van de tuchtrechter. Niet gebleken van onzorgvuldig handelen. Geen sprake van belangenconflict in de zin van Gedragsregel 7. Afspraken voldoende schriftelijk vastgelegd. Niet gebleken dat verweerder is tekortgeschoten in de behartiging van de belangen van klager, zodat hem evenmin tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij klager niet heeft geadviseerd om onafhankelijk advies in te winnen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

     in de zaak B 209-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        X

                                        klager

                                        gemachtigde:

                                        Y

                                       

                                        tegen:

Z

verweerder

gemachtigde:

Q

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 26 juli 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 4 februari 2013 zijn verschenen klager, vergezeld van zijn gemachtigde en zijn zoon, de heer B., en de gemachtigde van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 26 juli 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder en zijn kantoorgenoot hebben in 2008 in opdracht van klager werkzaamheden verricht in het kader van een door klager voorgenomen grondinvestering ten bedrage van € 1.000.000,--. Deze werkzaamheden hielden onder meer in het controleren van de in het kader van de te verstrekken geldlening benodigde hypotheekakte.

2.2     De partijen die als geldlener betrokken waren bij de geldleningsovereenkomst van mei 2008 zijn in 2009 in staat van faillissement verklaard zonder dat de geldlening, waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk waren, was terugbetaald. Blijkens de hypotheekakte is hypothecaire zekerheid gegeven met een registergoed, zijnde een perceel landbouwgrond gelegen te R, welke ten gevolge van het niet terugbetalen van de verstrekte geldlening moest worden uitgewonnen.

2.3     Klager heeft de landbouwgrond in maart 2010 laten taxeren. De grond werd getaxeerd op een bedrag van € 140.000,--. Klager stelt zich op het standpunt dat, nu de waarde van de grond niet bepaald alle risico’s voor het geïnvesteerde vermogen ad € 1.000.000,-- afdekt, hij schade heeft geleden, waarvoor hij verweerder en zijn kantoorgenoot aansprakelijk houdt.

2.4     Klager heeft verweerder en zijn kantoorgenoot in december 2010 in rechte betrokken. Klager heeft kort gezegd gevorderd een verklaring voor recht dat verweerder en zijn kantoorgenoot zijn tekortgeschoten in de uitvoering van de aan hen gegeven opdracht alsook veroordeling tot betaling van een schadevergoeding.

2.5     Klager heeft voorts bij brief van zijn advocaat d.d. 18 mei 2011 een klacht ingediend tegen verweerder en zijn kantoorgenoot.

 

 

3        KLACHT

  3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

 

1. het vertrouwen in de advocatuur te schaden door zijn handelwijze.  (schending Gedragsregel 1);

2. de hem opgedragen taken niet bepaald zorgvuldig te behandelen. (Gedragsregel 4)

3.  zich te belasten met de behartiging van de belangen van twee of meer    partijen waarbij het hem duidelijk moet zijn geweest dat de partijen tegenstrijdige belangen hadden of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk was. (Gedragsregel 7)

4. na te laten beweerdelijke afspraken schriftelijk vast te leggen. (Gedragsregel 8)

5.   na te laten klager te adviseren onafhankelijk advies in te winnen zodra hij bemerkte dat hij te kort geschoten was in de behartiging van de belangen van klager. (Gedragsregel 11)

 

4        VERWEER

4.1     Verweerder wordt in zijn belangen geschaad nu de klachten zijn ingediend met enkele verwijzingen naar omvangrijke stukken in een civiele procedure waardoor de klachten onvoldoende zijn geconcretiseerd. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

          Ad klachtonderdeel 1:

          Dit onderdeel van de klacht is onvoldoende onderbouwd.

          Ad klachtonderdeel 2:

          Verweerder heeft zijn werkzaamheden zorgvuldig verricht. 

Ad klachtonderdeel 4:

Verweerder heeft enkel de belangen van klager behartigd.

Ad klachtonderdeel 5:

Verweerder heeft geen opdracht van klager gekregen doch is slechts door zijn kantoorgenoot bij de behandeling van de zaak waar de klachten betrekking op hebben betrokken.

Ad klachtonderdeel 6:

          Nu verweerder niet is tekort geschoten is eventuele schending van gedragsregel 11 niet aan de orde.

 

5        ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

5.1     Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht omdat de klachten zijn ingediend met enkele verwijzingen naar omvangrijke stukken in een civiele procedure waardoor de klachten onvoldoende zijn geconcretiseerd. De raad is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van behandelend advocaat van klagers zaken terdege kunnen begrijpen waarop de klacht gericht is, hetgeen overigens ook blijkt uit het verweer op de diverse klachtonderdelen. Om die reden acht de raad klager ontvankelijk.

 

6            BEOORDELING VAN DE KLACHT

                     

6.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

6.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

6.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdeel 1

6.4     De raad is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht volstrekt onvoldoende concreet is onderbouwd. Bij gebreke van enige onderbouwing zal de raad dit onderdeel van de klacht dan ook als ongegrond afwijzen.

          Klachtonderdeel 2

6.5     Klager verwijt verweerder dat hij de hem opgedragen taken niet bepaald zorgvuldig heeft uitgevoerd. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat partijen van mening verschillen over de vraag wat die taken precies inhielden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aan hem verstrekte opdracht slechts behelsde het controleren van de aan de door klager verstrekte geldlening onder hypothecair verband ten grondslag liggende documenten. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder (tevens) de juridische betekenis van de verwachtingswaarde van de gronden diende te onderzoeken.

6.6     De vraag wat de aan verweerder verstrekte opdracht exact behelsde is een vraag van civielrechtelijke aard, die niet ter beoordeling is van de tuchtrechter. De raad is voorts van oordeel dat uit de aan hem overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vooralsnog niet op andere gronden van onzorgvuldig handelen is gebleken. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

6.7     Klager verwijt verweerder gedragsregel 7 te hebben geschonden omdat hij op de hoogte was van financiële problemen bij A en hij klager er desondanks niet van heeft weerhouden om ten tweede male met A in zee te gaan. Gedragsregel 7 lid 1 bepaalt dat de advocaat zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen mag belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is.

6.8     Verweerder heeft betwist dat hij op de hoogte was van financiële problemen bij A. Wat daar ook van zij, uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder A in deze zou hebben bijgestaan. Van een belangenconflict in de zin van gedragsregel 7 was derhalve geen sprake. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 4

6.9     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de kantoorgenoot van verweerder bij gelegenheid van de eerste lening de opdracht schriftelijk aan klager heeft bevestigd onder bijsluiting van de door het kantoor van verweerder gehanteerde algemene voorwaarden. Artikel 2 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op alle aan het kantoor verstrekte opdrachten. In de opdrachtbevestiging zelf wordt dat nog eens herhaald. Nu tussen de opdracht ter zake de eerste geldlening en de opdracht ter zake de tweede geldlening geen substantiële tijdsruimte heeft gezeten is de raad van oordeel dat het kantoor van verweerder de met klager gemaakte afspraken voldoende schriftelijk heeft vastgelegd. De raad is derhalve van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

          Klachtonderdeel 5

6.10   Uit het bovenstaande volgt dat vooralsnog niet is gebleken dat verweerder tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klager. Dientengevolge kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij klager niet heeft geadviseerd om onafhankelijk advies in te winnen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

6.11   De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klager ontvankelijk in zijn  klacht;

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013 door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       9 april 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl