Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:2

Zaaknummer

41/12

Inhoudsindicatie

Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat de advocaat van de wederpartij van klager de grenzen van de hem toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 augustus 2013

in de zaak 41/12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 april 2012 op de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 maart 2012 met kenmerk 1011/79, door de raad ontvangen op 9 maart 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Z. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 5 april 2012 heeft de  voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 10 april 2012 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 24 april 2012, door de raad per fax ontvangen op 24 april 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 mei 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 24 april 2012 en een brief met “pleitnota” d.d.10 mei 2013 van klager.

1.6    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft sinds 1992 een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij De Amersfoortse Verzekeringen. Begin jaren 2000 is een verschil van mening ontstaan tussen klager en De Amersfoortse Verzekeringen over de mate van arbeidsongeschiktheid van klager. Klager is op 20 januari 2004 overgegaan tot dagvaarding van De Amersfoortse Verzekeringen. Klager heeft zich door diverse opvolgende advocaten laten bijstaan. Verweerder trad op als advocaat van De Amersfoortse Verzekeringen in dit geschil. Bij vonnis van 4 juni 2008 heeft de rechtbank U. beslist dat De Amersfoortse Verzekeringen aan klager 40% van de verzekerde jaarrente diende te betalen. Tegen dit vonnis heeft klager beroep ingesteld omdat hij zich op het standpunt stelde dat hij recht had op 100% van de verzekerde jaarrente. Het hoger beroep is op 23 november 2009, nadat een schikking was bereikt, ingetrokken door klager waarbij De Amersfoortse Verzekeringen het vonnis van de rechtbank van 4 juni 2008 zou blijven respecteren. Vervolgens heeft klager in september 2010 de procedure in hoger beroep hervat op basis van de stelling dat hij zou hebben gedwaald, waarbij verweerder namens De Amersfoortse Verzekeringen verweer voerde. Op 14 december 2010 heeft het hof de stellingen van klager verworpen.

2.3    Bij brief met bijlagen van 6 juli 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in strijd heeft gehandeld met regel 30 van de Gedragsregels waarin is bepaald dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Het betrof gegevens omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van klager. Verweerder heeft tegenover de rechtbank gelogen waardoor de rechtbank op het verkeerde been is gezet en een onjuiste beslissing heeft genomen.

b)    verweerder in de procedure heeft verzuimd interne rapportage van de Amersfoortse Verzekeringen in het geding te brengen.

c)    de voormalige advocaat van klager, mr. H., verzuimd heeft zijn brief van 21 mei 2007 naar de rechtbank te zenden. De advocaten van klager hebben een verkeerde aanpak gevolgd en slechts advies gegeven om het hoger beroep in te trekken.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

3.3    verweerder duidelijk in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 30 zoals blijkt uit de bij het verzetschrift als productie 2 overgelegde antwoordconclusie na deskundigenbericht, randnummer 2, 3, 4 en 5 waarin onjuistheden staan. Uit de door klager overgelegde stukken blijkt dat de rechtbank in de procedure op het verkeerde been is gezet met betrekking tot de toepasselijke voorwaarden en dat er is gelogen door verweerder waardoor de rechtbank in het tussenvonnis van 13 december 2006 wel concludeert dat er sprake is van medische beperkingen maar dat het de vraag is of deze beperkingen leiden tot een arbeidsongeschiktheidspercentage dat hoger is dan 25%.

3.4    de deken, mr. M., heeft verzuimd om essentiële  stellingen van klager over te nemen in zijn brief aan de raad van discipline d.d. 8 maart 2012. In deze brief heeft mr. M. gelogen. Klager verzoekt vernietiging van die brief.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat de arbeidsdeskundige destijds in het kader van een schikking heeft voorgesteld klager voor 65% arbeidsongeschikt te verklaren. Uitdrukkelijk was afgesproken dat daar in rechte geen beroep op mocht worden gedaan. Daaruit is het verschil van mening met klager waarschijnlijk ontstaan. Verweerder betwist dat er sprake is van strijd met Gedragsregel 30.

4.2    Over de van toepassing zijnde voorwaarden uit de verzekeringspolis heeft verweerder aangevoerd dat de rechtbank daarover een beslissing heeft genomen. Daarvan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat klager geen nieuwe argumenten heeft aangevoerd die moeten leiden tot het oordeel dat de beslissing van de voorzitter onjuist is. Niet gebleken is dat verweerder in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 30 waarin is bepaald dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, dan wel behoort te weten, dat die onjuist zijn. Hetgeen klager hieromtrent in zijn verzetschrift heeft aangevoerd, is niet anders dan hetgeen in de schriftelijke stukkenwisseling, waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd, aan de orde is geweest.

5.2    Voorzover de deken het standpunt van klager niet juist heeft weergegeven, valt daarvan verweerder geen verwijt te maken. De voorzitter is blijkens zijn beslissing uitgegaan van alle van de deken ontvangen stukken en niet alleen van de brief van de deken d.d. 8 maart 2012. De raad is niet bevoegd tot vernietiging van brieven uit het dossier te besluiten.

5.3    De raad is dan ook van oordeel dat het verzet ongegrond is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, M.E. Derix, N.H.M. Poort, mr. P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2013.

 

griffier                                              voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op           augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.