Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:213

Zaaknummer

13-090A

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaten over en weer na de overname van een cliënt in een strafzaak. De klachten zien op beweerdelijk onbehoorlijke gedragingen over en weer, een beweerd tegenstrijdig belang en beweerdelijke gebrekkige juridische bijstand aan de cliënt. Klagers deels niet-ontvankelijk, klachten voor het overige ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 december 2013

in de zaken 13-089A en 13-090A

naar aanleiding van de klacht van:

mr.

advocaat te

klager in de zaak 13-089A

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

  

verweerder in de zaak 13-089A

alsmede de klacht van:

mr.

advocaat te Amsterdam

klager in de zaak 13-090A

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder in de zaak 13-090A

In deze beslissing zal, ten behoeve van de geanonimiseerde publicatie ervan, klager in de zaak 13-089A, tevens verweerder in de zaak 13-090A, worden aangeduid als mr. X en klager in de zaak 13-090A, tevens verweerder in de zaak 13-089A, als mr. Y.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 maart 2013, door de raad ontvangen op 28 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 27 maart 2013 met de stukken 1 t/m 23 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft voorts kennis genomen van de bij de mondelinge behandeling van de klacht door Mr. Y overgelegde pleitaantekeningen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mr. X heeft als advocaat een verdachte (hierna: A) in een strafzaak bijgestaan, die met diens broer (hierna: B) was aangehouden, beiden op verdenking van inbraak. B. werd bijgestaan door Mr. Y. Mr. Y heeft op 19 april 2012 contact met Mr. X opgenomen in verband met de overname van de behandeling van de zaak van A. Een en ander is bevestigd in een fax van dezelfde dag van Mr. Y aan Mr. X, waarin Mr. Y tevens verzoekt om toezending van het dossier, de toevoegingsbescheiden en een overzicht van de door Mr. X verrichte werkzaamheden.

2.3 Bij fax van dezelfde dag heeft Mr. X aan Mr. Y geantwoord:

"Na met cliënt te hebben gesproken naar aanleiding van uw verzoek tot overname in bovengenoemde zaak bericht ik u dat cliënt uitdrukkelijk heeft aangegeven niet met u hierover te hebben gesproken (…). Cliënt wenst mijn rechtsbijstand en geeft duidelijk te kennen geen bemoeienis van uw kant in deze zaak te willen hebben."

2.4 Bij fax van 20 april 2012 heeft Mr. Y medegedeeld dat de cliënt hem wel degelijk om bijstand heeft verzocht en dat er geen sprake is van tegengestelde belangen. Mr. Y heeft in de strafzaken tegen A en B de verdediging gevoerd voor beide broers.

3 KLACHT

De zaak 13-089A:

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat Mr. Y tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij door de behandeling van de zaak van Mr. X over te nemen een tegenstrijdig belang heeft als bedoeld in Gedragsregel 7;

b) hij in strijd met de aan A  opgelegde beperkingen contact met derden heeft gehad over de inhoud van de zaak; en

c) hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten over Mr. X.

De zaak 13-090A:

3.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat Mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij een telefoonverbinding heeft verbroken en niet heeft gereageerd op terugbelverzoeken van Mr. Y, waardoor Mr. X het beginsel van welwillendheid dat is neergelegd in Gedragsregel 17 heeft geschonden;

b) hij zich niet bereid heeft getoond om te overleggen met en inlichtingen te verschaffen aan Mr. Y , waardoor Mr. X Gedragsregel 22 heeft geschonden;

c) hij door zijn wijze van belangenbehartiging schade heeft toegebracht aan de juridische positie van A; en

d) hij feitelijke onjuistheden naar voren brengt in een poging zijn klacht tegen Mr. Y te onderbouwen.

Het verweer tegen de klachten over en weer zal bij de beoordeling van de klachten worden besproken.

4 BEOORDELING

De zaken 13-089A en 13-090A:

4.1 Een aantal onderdelen van beide klachten ziet op de gedragingen van de advocaat ten opzichte van zijn cliënt. Ten aanzien daarvan overweegt de raad dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen niet aan eenieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De raad stelt vast dat ten aanzien van de hiervoor bedoelde klachtonderdelen Mr. X en Mr. Y niet in een eigen belang zijn of kunnen worden getroffen, noch dat is gesteld of gebleken dat zij klagen namens iemand die in een eigen belang is of kan worden getroffen. De raad zal dan ook Mr. X in de zaak 13-089A klachtonderdelen a en b, en Mr. Y in de zaak 13-090A in klachtonderdeel c niet ontvankelijk verklaren.

De zaak 13-089A:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt. Mr. X stelt dat het standpunt van Mr. Y in de klachtprocedure, inhoudende dat de bijstand door Mr. X de strafrechtelijke positie van A heeft ondermijnd onnodig grievend is jegens Mr. X. De raad overweegt dat die uitlatingen zijn gedaan in het kader van de klachtprocedure die aanhangig is gemaakt door Mr. X. Mr. Y mag, binnen bepaalde grenzen, te zijner verdediging aanvoeren wat hij nodig acht. De raad acht de uitlating van Mr. Y dat Mr. X de strafrechtelijke positie van A heeft benadeeld de neerslag van de mening van Mr. Y en niet van dien aard dat daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag zijn overschreden.  Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.

De zaak 13-090A:

4.3 De raad zal klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandelen. Uit het dossier noch  ter zitting is gebleken of Mr. X de telefoonverbinding nu wel of niet heeft verbroken en of hij Mr. Y naar aanleiding van zijn voicemail verzoek daartoe heeft teruggebeld. De raad heeft wel kunnen vaststellen dat Mr. X per fax heeft gereageerd op verzoeken van Mr. Y. Daardoor kan naar het oordeel van de raad niet worden geconcludeerd dat Mr. X niet de vereiste welwillendheid jegens andere advocaten in acht heeft genomen. Evenmin is gebleken dat Mr. X onvoldoende heeft meegewerkt aan de overdracht van de behandeling van de zaak aan Mr. Y. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel d houdt in dat Mr. X ter illustratie van zijn klacht bij de raad over Mr. Y onjuiste feiten naar voren heeft gebracht. De raad heeft niet kunnen vaststellen of dat inderdaad het geval is geweest, reden waarom dit klachtonderdeel ook ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

In de zaak 13-089A:

- verklaart Mr. X ten aanzien van de klachtonderdelen a en b niet ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

In de zaak 13-090A:

- verklaart Mr. Y ten aanzien van de klachtonderdeel c niet ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdelen a, b, en d ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. J. van de Laar, B. Roodveldt, C. Wiggers, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- Mr. X

- Mr. Y

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- Mr. X

- Mr. Y

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl