Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:92

Zaaknummer

12-220A + 12-221A

Inhoudsindicatie

"Klacht tegen eigen advocaat en dekenbezwaar wegens het verrekenen van gelden op de derdengeldenrekening met declaratie zonder toestemming van klaagster en het weigeren om gelden bij de deken in depot te zetten. Klacht is gedeeltelijk gegrond. Dekenbezwaar is gegrond. Maatregel: schorsing"

Uitspraak

Beslissing van 16 september 2013

in de zaken 12-220A en 12-221A

naar aanleiding van de klacht van:

p/a Mevrouw

klaagster

De deken van de Orde van Advocaten in  het arrondissement

De heer mr.

tegen:

mr.

advocaat te 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 6 mei 2013 met kenmerk 1112-806, door de raad ontvangen op 7 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 juli 2013 in aanwezigheid van klaagster, verweerder en de deken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede de stukken

1 tot en met 27 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst;

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klaagster bijstand verleend in een geschil met de notaris van klaagster in verband met een beroepsfout en vervolgens met de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de notaris. Verweerder heeft in eerste instantie voor klaagster een tuchtrechtelijke procedure gevoerd tegen de notaris, waarin is geoordeeld dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft klaagster vervolgens geadviseerd de notaris aansprakelijk te stellen en te dagvaarden. Voorafgaand aan het opstellen van de dagvaarding hebben klaagster en verweerder nieuwe tariefafspraken gemaakt. Bij e-mail  van 1 februari 2012 heeft verweerder de afspraak als volgt omschreven: "Als besproken, delen we de kosten alsmede de daadwerkelijke opbrengsten".

2.3 Het geschil met de verzekeraar van de notaris is beëindigd met een minnelijke regeling, op grond waarvan de verzekeraar een bedrag van

€ 35.000,- heeft overgemaakt naar de derdengeldenrekening  van verweerder.

2.4 Bij brief van 11 mei 2012 en daaraan voorafgaande en opvolgende e-mailcorrespondentie met verweerder heeft klaagster aan verweerder bericht dat zij niet instemde met een door verweerder voorgestane verrekening met een nog door hem op te stellen (eind)declaratie.

2.5 Verweerder heeft vervolgens zijn declaratie van 15 mei 2012 ten bedrage van € 17.500,- exclusief BTW (€ 20.825,- inclusief BTW) verrekend met het door hem ontvangen bedrag en heeft op 16 mei 2012 een bedrag ad

€ 14.175,- overgemaakt naar klaagster.

2.6 Bij faxbrief met bijlagen van 16 mei 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder. De deken heeft verweerder bij brief van 5 juli 2012 verzocht het betwiste bedrag van € 20.825,- over te maken op een door klaagster aan te geven rekening. Verweerder heeft de aanbeveling van de deken niet opgevolgd, waarop de deken op 17 juli 2012 een dekenbezwaar heeft ingediend.

2.7 De deken heeft verweerder op 15 november 2012 verzocht om zijn dossier ter begroting in te dienen en het betwiste bedrag van € 20.825,- in depot op de derdengeldenrekening van de deken te storten. Verweerder heeft op 7 januari 2013 een bedrag van € 2.000,- in depot gestort. Dit bedrag is niet overgemaakt vanaf de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder, maar vanaf de rekening van de vennootschap van verweerder.

2.8 Verweerder heeft bij brief van 14 januari 2013 begroting gevraagd van zijn declaratie van 6 augustus 2013.

2.9 Klaagster heeft bij brieven van 13 en 27 januari 2013 een overzicht verstrekt van de bedragen die zij heeft ontvangen en de bedragen die aan verweerder zijn voldaan. Uit dit overzicht heeft de deken afgeleid dat klaagster aanspraak maakt op terugbetaling van € 14.000,34 in plaats van € 20.825,-.

2.10 De deken heeft verweerder bij brief van 5 februari 2013 in de gelegenheid gesteld om, rekening houdend met de aanspraak van klaagster op een lager bedrag, het bedrag van € 14.000,34 minus het reeds gestorte bedrag van

€ 2.000,- in depot te storten op de derdengeldenrekening van de deken. De deken heeft bij brief van 11 april 2013 vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn aanbeveling en aangekondigd dat hij het dossier aan de raad zou voorleggen.

2.11 In de begrotingsprocedure heeft de Raad van Toezicht op 2 juli 2013 een beslissing genomen. De declaratie van verweerder ter hoogte van € 18.000,- (ex BTW) is door de Raad van Toezicht begroot op € 9.000,- (ex BTW). Op grond van deze beslissing dient verweerder in totaal een bedrag van

€ 8.530,- aan klaagster terug te betalen. De deken heeft verweerder verzocht, rekening houdend met het reeds betaalde bedrag van € 2.000,-, een bedrag van € 6.530,- in depot te storten. De deken heeft de raad bij brief van 19 juli 2013 bevestigd dat dit bedrag op 11 juli 2013 door verweerder is overgemaakt, wederom niet van de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder,  maar van de eigen vennootschap van verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij geen (schriftelijke) afspraken met klaagster heeft gemaakt over de financiële consequenties van zijn dienstverlening;

b) hij excessief heeft gedeclareerd;

c) hij zonder instemming van klaagster zijn declaratie heeft verrekend met geld dat hij voor haar op zijn derdengeldenrekening had ontvangen;

d) hij activiteiten declareert die niet horen bij de zaak, zoals overleg met de accountant over hoe hij een niet reglementaire rekening moet sturen, en het laten opzoeken waarvoor een  notaris aansprakelijk kan worden gesteld, terwijl verweerder aan klaagster schreef dat hij "de benodigde expertise" had;

e) hij de urenspecificatie achteraf heeft opgesteld, nadat de klacht door klaagster was ingediend;

f) hij de feiten heeft verdraaid en onjuiste feiten heeft verstrekt, onder andere in zijn correspondentie met de deken;

g) hij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en afspraken niet schriftelijk heeft vastgelegd aan klaagster en de verzekeraar van de notaris;

h) hij intimiderende teksten opstelt om klaagster van een klacht te doen afzien of de klacht te laten intrekken;

i) hij klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid van het deponeren van gelden bij de deken ex Gedragsregel 27, in geval van onenigheid over de declaratie;

j) hij niet het belang van zijn cliënt voorop stelt, maar zijn eigen financiële gewin, niet voldoet aan de zorgplicht en het eigen (financiële) belang laat prevaleren, waarmee verweerder in strijd met Gedragsregel 5 heeft gehandeld;

k) hij te snel akkoord is gegaan met een voorstel van de verzekeraar van de notaris, eerst de kansen op het winnen van het proces hoog heeft ingeschat en toen het zover was vooral risico's zag;

l) hij regelingen heeft aangeboden die niet in lijn zijn (verboden zijn) met Gedragsregel 25;

m) hij eigenlijk niet weet wat een advocaat behoort te weten en te doen, hetgeen onder meer volgt uit het feit dat hij heeft laten opzoeken op welke wijze een notaris aansprakelijk kan worden gesteld en de accountant vragen heeft gesteld over de aan klaagster uit te brengen rekening  en deze uren aan klaagster heeft doorbelast;

n) hij niet meewerkt aan de procedure bij de orde en de raad.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt dat hij afspraken had gemaakt met klaagster over het honorarium dat hij in rekening zou brengen. Op grond daarvan had het kantoor van verweerder recht op de helft van de opbrengst van het geschil met de verzekeraar van de notaris. Dit wordt bevestigd door betaling door klaagster van de helft van het griffierecht en de helft van de deurwaarderskosten.

4.2 De door verweerder opgegeven uren zijn wel degelijk aan de zaak besteed. Omdat op basis van een vaste prijsafspraak zou worden afgerekend heeft verweerder geen facturen met een overzicht van de gemaakte uren uitgebracht. Nadat betaling van de facturen van verweerder door klaagster uitbleef, besloot verweerder om de gemaakte uren volgens het reguliere tarief in rekening te brengen. Die declaratie viel veel hoger uit.

4.3 Voorts stelt verweerder dat klaagster toestemming heeft gegeven tot verrekening. Deze afspraak heeft verweerder echter niet schriftelijk vastgelegd.

4.4 Tot slot stelt verweerder dat hij klaagster tijdig en volledig heeft geïnformeerd over zijn correspondentie met de verzekeraar.

5 BEZWAAR

5.1 Het bezwaar van de deken houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a) weigert gevolg te geven aan de uitdrukkelijke aanbevelingen van de deken om ingevolge Gedragsregel 27 lid 2 de gelden, die ten behoeve van klaagster op de derdengeldenrekening van verweerder zijn gestort en tegen welke verrekening klaagster bezwaar heeft gemaakt, in afwachting van een begrotingsbeslissing op de derdengeldenrekening van de deken in depot te stellen, ook niet na door de deken op zijn verplichtingen in deze te zijn gewezen;

b) in een telefonisch onderhoud met een stafmedewerkster van de deken te kennen heeft gegeven lak te hebben aan de voor advocaten geldende gedragsregels en het toezicht dat door de deken wordt gehouden op de handhaving daarvan, door met stemverheffing te zeggen: "Het interesseert me helemaal niets. Al schorsen jullie me voor een half jaar. (…) Kom maar op met die berispingen (…)", althans woorden van gelijke strekking te gebruiken.

6 BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ad klachtonderdeel a )

6.1 De raad stelt bij de beoordeling van klachtonderdeel a het volgende voorop. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en ter voorkoming van misverstand een en ander schriftelijk te bevestigen. Meer algemeen is hij verplicht zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Voorts dient hij zijn cliënt op de hoogte te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover zijn cliënt had geschat. Daarbij dient hij het maken van onnodige kosten te vermijden.

6.2 Vast staat dat klaagster en verweerder van mening verschillen over de inhoud van de tussen hen bestaande financiële afspraken. Verweerder heeft verschillende voorstellen gedaan om klaagster ertoe te bewegen een procedure tegen de notaris te starten. Klaagster en verweerder hebben uiteindelijk op 1 februari 2012 een afspraak gemaakt over de financiële afwikkeling van de zaak indien de vordering tegen de notaris zou slagen. Verweerder heeft deze afspraak in een korte mail ontoereikend bevestigd, als gevolg waarvan onduidelijkheid is ontstaan over de specifieke invulling van deze afspraak. De raad acht het tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerder onvoldoende concrete afspraken heeft gemaakt met klaagster over de financiële consequenties van zijn dienstverlening. Klachtonderdeel a is om die reden gegrond.

Ad klachtonderdeel b en d)

6.3 Met klachtonderdeel b verwijt klaagster verweerder excessief te hebben gedeclareerd. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan kan sprake zijn indien de hoogte van het tarief mede is gebaseerd op specialistische kennis terwijl een omvangrijk gedeelte van de gedeclareerde tijd is besteed aan studie van literatuur en jurisprudentie. Bij het ontbreken van aanwijzingen van het tegendeel leidt het berekenen van uren van medewerkers, en van eigen uren besteed aan overleg met die medewerkers, op basis van het voor specialisten in rekening gebrachte tarief, eveneens tot excessief declareren.

6.4 De raad is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is. De raad ziet niet in dat onderzoek moest worden gedaan naar de vraag waarvoor een notaris aansprakelijk kan worden gesteld. Ook ziet de raad niet in waarom de uren van het overleg met de accountant, gelet op de onderwerpen van dit overleg, aan klaagster zijn doorberekend. Hoewel de beslissing van de Raad van Toezicht in de begrotingsprocedure, waarin is geoordeeld dat de declaratie van verweerder van € 18.000,- moet worden bijgesteld naar

€ 9.000,-, nog niet onherroepelijk is, ziet de raad zich door deze beslissing wel gesteund in zijn oordeel dat verweerder excessief heeft gedeclareerd. Klachtonderdeel b en d zijn gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

6.5 Met klachtonderdeel c beklaagt klaagster zich erover dat verweerder zijn honorarium heeft verrekend met de schadevergoeding die door de verzekeraar van de notaris ten gunste van klaagster op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder was bijgeschreven, zonder dat klaagster daarmee had ingestemd. Op 1 juli 2009 is de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (hierna: Vafi) in werking getreden. Artikel 6 lid 6 van de Vafi, zoals deze gold toen verweerder zijn declaratie van 15 mei 2012, waarin hij de verrekening heeft toegepast, stuurde, bepaalt:

"Artikel 6 (…)

De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met de verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag."

6.6 Artikel 28 lid 2 van de Gedragsregels, zoals deze in 2012 golden, bepaalt:

"Regel 28 (…)

De advocaat mag zijn declaratie verrekenen met voorschotten en andere gelden die hij in depot houdt voor de cliënt, dit laatste voor zover die gelden zonder belemmering aan de cliënt kunnen worden uitbetaald en voor zover de cliënt daarmee instemt, en onverminderd de in de Boekhoudverordening gegeven voorschriften."

6.7 De Boekhoudverordening 1998, zoals deze gold in 2012, bepaalt (in de als bijlage B aan de verordening gehechte Modelovereenkomst, welke overeenkomst de vereisten bevat voor de overeenkomst tussen het kantoor en de Stichting Derdengelden):

"3a. De rechthebbende kan de stichting derdengelden opdragen, bij voorkeur schriftelijk, van het hem toekomende bedrag gelden over te maken op de rekening van de advocaat, zulks ter voldoening van openstaande declaraties. De advocaat ziet erop toe dat de stichting derdengelden pas tot uitbetaling overgaat zodra de rechthebbende een volledig beeld heeft van het verloop van de zaak, van het aan de rechthebbende toekomende bedrag uit hoofde van ten behoeve van hem geïncasseerde gelden en van de hoogte van de declaratie van de advocaat."

6.8 Op grond van voormelde regelgeving dient een advocaat de ondubbelzinnige instemming van zijn cliënt voor de verrekening van een declaratie met (de cliënt toekomende) derdengelden te vragen, te verkrijgen en schriftelijk te bevestigen met het oog op een specifieke declaratie en een concreet bedrag. Dat heeft verweerder in dit geval niet gedaan.

6.9 Vast staat dat klaagster bij brief van 11 mei 2012 en daaraan voorafgaande en opvolgende e-mailcorrespondentie met verweerder aan verweerder heeft bericht dat zij niet instemde met een door verweerder voorgestane verrekening met een nog door hem op te stellen (eind)declaratie. Desondanks heeft verweerder zijn declaratie verrekend met de schadevergoeding die de verzekeraar van de notaris had gestort op de derdengeldenrekening van zijn kantoor. Verweerder heeft derhalve in strijd met de hierboven geciteerde regelgeving zijn declaratie van 15 mei 2012 verrekend met het aan klaagster toekomende bedrag. Klachtonderdeel c is om die reden gegrond.

Ad klachtonderdeel e)

6.10 Klachtonderdeel e heeft betrekking op de wijze waarop de declaratie van verweerder tot stand is gekomen en is gespecificeerd. Gelet op hetgeen bij klachtonderdeel b is overwogen, komt aan dit klachtonderdeel geen zelfstandige betekenis meer toe en behoeft daarom geen nadere bespreking.

Ad klachtonderdeel f)

6.11 Met klachtonderdeel f wordt geklaagd dat verweerder in zijn correspondentie met de deken feiten verdraait en uitgaat van onjuiste feiten. Geoordeeld wordt dat verweerder gerechtigd was in bedoelde correspondentie de zaak naar eigen inzicht te bepleiten. Klachtonderdeel f is om die reden ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

6.12 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de raad dat, behoudens hetgeen omtrent klachtonderdeel a ter zake is overwogen,  niet is gebleken dat verweerder klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd en gemaakte afspraken niet schriftelijk heeft vastgelegd. Klachtonderdeel g is om die reden ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

6.13 Met klachtonderdeel h verwijt klaagster verweerder dat hij intimiderende teksten heeft opgesteld om klaagster van een klacht te doen afzien of de klacht te laten intrekken. De raad overweegt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat het verweerder vrijstaat om aan klaagster een voorstel te doen met het doel een klachtprocedure te voorkomen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder middels intimiderende teksten heeft getracht een klachtprocedure te voorkomen. Om die reden is klachtonderdeel h eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel i)

6.14 Ten aanzien van klachtonderdeel i overweegt de raad als volgt. Op grond van artikel 27 van de Gedragsregels is een advocaat gehouden om zijn cliënt te wijzen op de bestaande regelingen, indien de cliënt bezwaar maakt tegen een ingediende declaratie. Indien de cliënt vervolgens tevens bezwaar maakt tegen verrekening van de betwiste declaratie met hem toekomende gelden, dienen deze gelden tot het beloop van het betwiste bedrag bij de deken te worden gedeponeerd.

6.15 Vast staat dat klaagster bezwaar heeft gemaakt tegen de declaratie van

15 mei 2012 en tegen verrekening van deze declaratie met het bedrag dat de verzekeraar op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder had gestort. Verweerder had klaagster gelet op de hiervoor genoemde regeling moeten wijzen op de mogelijkheid om het betwiste bedrag in depot te storten bij de deken. Vast staat dat verweerder dit niet heeft gedaan. Klachtonderdeel i is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel j)

6.16 Ten aanzien van klachtonderdeel j overweegt de raad dat niet is kan worden vastgesteld dat verweerder zijn eigen financiële gewin in plaats van het belang van klaagster voorop heeft gesteld. Klachtonderdeel j is ongegrond.

Ad klachtonderdeel k)

6.17 Met klachtonderdeel k wordt geklaagd over de wijze waarop verweerder met de verzekeraar van de notaris heeft onderhandeld. Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de raad dat uit het dossier niet blijkt dat verweerder de kans van slagen van de procedure tegen de notaris op een later moment lager heeft ingeschat. Verweerder heeft klaagster geadviseerd om ter voorkoming van kosten met de verzekeraar een minnelijke regeling te treffen. Ook is niet gebleken dat verweerder te snel akkoord is gegaan met het voorstel van de verzekeraar. Klachtonderdeel k is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel l)

6.18 Ten aanzien van klachtonderdeel l overweegt de raad als volgt. Hoewel de specifieke invulling van de financiële afspraak tussen verweerder en klaagster niet duidelijk is, staat met de e-mail van verweerder van 1 februari 2012 (pagina 46 van het klachtdossier) wel vast dat verweerder de helft van de vergoeding die klaagster zou ontvangen van de (verzekeraar van de) notaris zou ontvangen. Verweerder heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, nu in dit geval deze honorariumafspraak in strijd is met artikel 25 lid 3 van de Gedragsregels. Klachtonderdeel l is om die reden gegrond.

6.19 Daarbij merkt de raad op dat, dit klachtonderdeel inmiddels aan belang heeft  ingeboet, nu verweerder een gewijzigde declaratie heeft uitgebracht, die is gebaseerd op gemaakte uren en niet op de opbrengst van het geschil met klaagster. Deze declaratie is bovendien door de Raad van Toezicht met de helft gematigd. De raad zal dit klachtonderdeel tezamen met de klachtonderdelen a en b betrekken bij haar besluitvorming.

Ad klachtonderdeel m)

6.20 Met klachtonderdeel m wordt geklaagd over de werkzaamheden die verweerder bij klaagster in rekening heeft gebracht. Gelet op de beoordeling door de raad van klachtonderdeel b, komt aan klachtonderdeel m geen zelfstandige betekenis toe. Daarbij komt dat de Raad van Toezicht in zijn beslissing in de begrotingsprocedure reeds heeft geoordeeld dat de betreffende werkzaamheden niet aan klaagster in rekening hadden mogen worden gebracht. Klachtonderdeel m mist om die reden thans zelfstandige betekenis, zodat zij geen verdere bespreking behoeft..

Ad klachtonderdeel n)

6.21 Ten aanzien van klachtonderdeel o overweegt de raad dat dit onderdeel door de feiten is achterhaald, nu verweerder inmiddels het bedrag dat door de Raad van Toezicht is begroot bij de deken in depot heeft gestort. Dit klachtonderdeel is om die reden niet langer gegrond.

7 BEOORDELING VAN HET BEZWAAR

Ad onderdeel a)

7.1 Ten aanzien van onderdeel a van het dekenbezwaar overweegt de raad dat verweerder de aanwijzingen van de deken niet heeft opgevolgd, ondanks herhaalde verzoeken daartoe van de deken. Toen verweerder uiteindelijk gelden stortte op de derdengeldenrekening van de deken, volstond hij met betaling van een aanzienlijk lager en niet onderbouwd bedrag van € 2.000,-, terwijl de deken had verzocht om een bedrag van € 14.000,34 in depot te storten. Verweerder heeft erkend dat hij de aanwijzingen van de deken niet heeft opgevolgd. De omstandigheid dat verweerder het niet eens was met het door de deken genoemde bedrag doet naar het oordeel van de raad niet terzake. Wel acht de raad het relevant dat verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij het bedrag niet in depot heeft willen storten, omdat hij "dicht bij het geld wilde blijven". Verweerder heeft daarmee blijk gegeven geen inzicht te hebben in het belang van de financiële integriteit binnen de advocatuur. Onderdeel a van het bezwaar is derhalve gegrond.

Ad onderdeel b)

7.2 Ten aanzien van onderdeel b van het dekenbezwaar overweegt de raad dat verweerder de door de deken genoemde uitlatingen niet heeft betwist. Daarmee heeft verweerder blijk gegeven geen inzicht te hebben in het belang van de voor advocaten geldende gedragsregels en van het toezicht dat door de deken en de raad wordt gehouden. Onderdeel b  van het bezwaar is om die reden eveneens gegrond.

8 MAATREGEL

8.1 De raad heeft bij de oplegging van de maatregel relevant geacht dat verweerder geen blijk heeft gegeven inzicht te hebben in het belang van de financiële integriteit binnen de advocatuur. De opvattingen van verweerder over de derdengeldenrekening van zijn kantoor zijn daarvoor tekenend. Ook heeft verweerder herhaaldelijk de aanwijzingen van de deken niet opgevolgd en ter zitting er geen blijk van gegeven tot inkeer te zijn gekomen.

8.2 In het licht van het voorgaande acht de raad de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, waarvan twee voorwaardelijk, passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a, b, c, d, i en l gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige, voor zover daarover nog diende te worden geoordeeld, ongegrond;

- verklaart het dekenbezwaar in al zijn onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

- bepaalt dat daarvan twee maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

- bepaalt dat het onvoorwaardelijk gedeelte van de schorsing ingaat op de eerste dag dat deze beslissing onherroepelijk is;

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, B.J. Sol en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl