Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2013:65
Zaaknummer
13-272
Inhoudsindicatie
klacht in verband met grievende uitlatingen kennelijk ongegrond ivm vrijheid van advocaat
Uitspraak
Beslissing van 5 december 2013
in de zaak 13-272
naar aanleiding van de klacht van:
C.
Klager 1
A.
Klager 2
tegen:
mr. H.
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 8 november 2013 met kenmerk K13/54, die door de raad ontvangen is op 11 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster heeft opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager sub 2., in een geschil met betrekking tot de naleving van een concurrentiebeding tussen klager sub 2. en een voormalig werknemer, zijnde de cliënt van verweerster. Klager sub 1. is de eigenaar van klager sub 2., die optreedt als werkgever ten opzichte van de cliënt van verweerster. Namens haar cliënt heeft verweerster klager sub 2. aansprakelijk gesteld en in kort geding gedagvaard bij de rechtbank Arnhem met een verzoek tot schorsing c.q. matiging van het concurrentie-/ relatiebeding.
1.3 Nadat op 29 mei 2012 vonnis is gewezen door de voorzieningenrechter is door klager sub 2. hoger beroep ingesteld. Verweerster heeft in deze procedure namens haar cliënt verweer gevoerd bij memorie van antwoord van 17 juli 2012 en ter gelegenheid van het pleidooi gehouden 14 december 2012. Daarbij zijn pleitnotities overgelegd. Vervolgens heeft het Gerechtshof Arnhem arrest gewezen.
1.4 Op 3 april 2013 dienden klagers een klacht in tegen verweerster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster
a) in woord en geschrift, in strijd met gedragsregel 31, zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klagers bij de tussen partijen gevoerde procedures in eerste aanleg en in hoger beroep
b) zich te uiten met de kennelijke bedoeling klagers in een kwaad daglicht te stellen terwijl deze uitingen geen enkel algemeen en specifiek belang dienden en niet met bewijzen werden onderbouwd waardoor klagers werden geschaad
c) bij de behartiging van de belangen van haar cliënt informatie heeft gebruikt afkomstig van voormalig cliënten van verweerster, zonder zich rekenschap te geven van de vraag of die informatie juist was, terwijl verweerster met naam en toenaam haar bronnen bekend diende te maken en de informatie diende te onderbouwen met verificatoire bewijzen.
3 VERWEER
Verweerster heeft de context waarbinnen de uitlatingen zijn gedaan en uiteengezet. Zij heeft uiteengezet dat zij als advocaat heeft opgetreden voor verschillende werknemers van klager sub. 2. Tevens is door haar uiteengezet binnen welke kader zij heeft opgetreden voor de werknemer in de zaak, ter zake waarvan haar een verwijt wordt gemaakt.
Zij stelt zich daarbij op het standpunt dat het niet mogelijk is haar vordering te onderbouwen zonder dat werkgever daarbij helemaal wordt gespaard. Verweerster stelt bij de behartiging van de belangen van haar cliënt over een ruime vrijheid te beschikken die niet ten opzichte van de wederpartij kan worden beknot. Voorts stelt zij zich niet onnodig grievend te hebben uitgelaten en geen onjuist feitenmateriaal te hebben gebruikt waarbij geldt dat zij mag afgaan op hetgeen door haar cliënt naar voren is gebracht. Per onderdeel heeft zij toelichting gegeven op de uitlatingen die zij in het kader van de procedure heeft gedaan: zij heeft geconcretiseerd waarop haar stellingname was gebaseerd en welke informatie zij zelf had gekregen.
4 BEOORDELING
4.1. De verschillende klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling: zij hebben allen betrekking op de stellingen die verweerster namens haar cliënt heeft ingenomen.
4.2. Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.3. De voorzitter stelt allereerst vast dat de uitlatingen zijn gedaan in het kader van de onderbouwing van de procedure en konden dienen ter bescherming van het belang van zijn cliënt. Daarmee valt hetgeen door verweerster in procedure naar voren is gebracht binnen de zojuist aangeduide vrijheid.
4.4. De voorzitter is van mening dat hetgeen verweerster heeft gesteld qua bewoording en strekking niet onnodig grievend is. Klagers hebben 34 uitlatingen aangeduid, met verwijzing naar concrete stukken, waarmee naar hun oordeel verweerster onware uitlatingen zou hebben gedaan. Verweerster heeft in haar verweer uitvoerig toegelicht waarop haar uitlatingen waren gebaseerd. Op basis van deze toelichting is de voorzitter van oordeel dat hetgeen door verweerster is gesteld valt binnen de grenzen van hetgeen de advocaat in het kader van de belangenbehartiging naar voren kan brengen, op basis van informatie die is verschaft door de cliënt.
4.5. Dit leidt tot het oordeel dat de klacht door de voorzitter met toepassing van art. 49g Advocatenwet kan worden afgedaan omdat de klacht en de verschillende onderdelen daarvan kennelijk ongegrond zijn.
BESLISSING
De plaatsvervangend voorzitter verklaart de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.H. Burger als griffier op 5 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten