Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:258

Zaaknummer

R. 4126/13.33

Inhoudsindicatie

Bijstand in echtscheidingsprocedure. Klaagster verwijt verweerster onder andere dat zij zich niet heeft gehouden aan de afgesproken strategie en daarnaast geen sommatie heeft gestuurd naar de voormalige echtgenoot van klaagster, althans niet na meerdere verzoeken. Niet is gebleken dat verweerster verdergaande druk op klaagster heeft uitgeoefend dan een advies op basis van juridische gronden. Klacht over sommatie gegrond. Verweerster heeft op dit punt onvoldoende zorgvuldigheid aan de dag gelegd. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 februari 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/32, door de raad ontvangen op 8 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van 10 juni 2013 van de raad in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, de heer K. en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

  

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

2.3    De geschilpunten tussen partijen in de procedure waren de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, de verdeling van de zorg en opvoedingstaken, de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning.

2.4    Voorafgaande aan de (voortgezette) mondelinge behandeling ter zitting van de Rechtbank Dordrecht op 27 juni 2011 heeft klaagster haar verzoek het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, ingetrokken alsmede haar verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie en haar verzoek tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning.

2.5    Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, welke overeenstemming in een proces-verbaal is vastgelegd.

2.6    De rechtbank heeft bij beschikking van 17 augustus 2011 uitspraak gedaan over de zorgregeling en de partneralimentatie.

2.7    Bij brief van 10 april 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a.    geen kinderalimentatie heeft gevraagd;

b.    niet heeft gereageerd op het feit dat de voormalige echtgenoot van klaagster zijn inkomen sterk heeft verlaagd, waardoor zijn draagkracht is afgenomen;

c.    zich niet heeft gehouden aan de afgesproken strategie, te weten dat ten tijde van de zitting geen regeling zou worden getroffen;

d.    geen sommatie aan de voormalige echtgenoot van klaagster heeft gestuurd, althans niet dan nadat klaagster hier meerdere malen om had verzocht;

e.    schade heeft geleden door toedoen van verweerster. Klaagster heeft haar schade begroot op € 12.000,--.

 

 

4    VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

 4.1    Verweerster heeft gesteld dat het logisch is dat er geen kinderalimentatie is gevraagd toen duidelijk werd dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hun vader zouden hebben.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2    Verweerster heeft gesteld dat de behoefte van klaagster door de rechtbank is gerelateerd aan het inkomen van de voormalige echtgenoot van klaagster in 2009. Nu het inkomen in dat jaar relatief laag was, heeft verweerster getracht de behoefte van de vrouw te verhogen. De rechtbank heeft met het lage inkomen rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de behoefte, maar niet bij het bepalen van de draagkracht van de voormalige echtgenoot van klaagster.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3    Verweerster erkent dat voorafgaand aan de zitting is afgesproken dat er geen onderhandelingen tijdens de zitting zouden plaatsvinden, doch de rechter was tijdens de zitting zeer duidelijk welke richting de zaak op zou gaan, reden waarom verweerster aanleiding heeft gezien klaagster tijdens de schorsing te adviseren in te gaan op het aanbod van de wederpartij. Bij die besluitvorming was het voor klaagster belangrijk dat zij op korte termijn wilde beschikken over financiële middelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4    Verweerster heeft gesteld dat klaagster op grond van de beschikking van de rechtbank geen mogelijkheid had de rente te incasseren. Voor eventuele rentevergoeding was een extra procedure nodig geweest. Het heeft inderdaad enige tijd geduurd voordat verweerster de sommatie heeft doen uitgaan. Dit was nadat klaagster haar daaraan had herinnerd.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.5    Verweerster heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel geen verweer gevoerd.

  

5    BEOORDELING

    Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    Dit onderdeel van de klacht is ingetrokken en behoeft geen nadere behandeling.

    Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2    Uit de beschikking van de rechtbank volgt dat partijen verschillen van mening over de hoogte van de behoefte van de vrouw. De rechtbank heeft de behoefte van de klaagster gerelateerd aan het inkomen van de man volgens de jaaropgave in 2009. Bij de vaststelling van de draagkracht van de voormalige echtgenoot van klaagster is de rechtbank uitgegaan van het hogere actuele inkomen van de man. Er zijn geen, althans onvoldoende, aanwijzingen dat verweerster ter zake onvoldoende in het voordeel van klaagster zou hebben aangevoerd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

    Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.3    Vast staat dat partijen voorafgaande aan de mondelinge behandeling voor een bepaalde insteek hadden gekozen en dat daarvan tijdens de mondelinge behandeling is afgeweken. Gelet op de door verweerster geschetste en door klaagster niet bestreden gang van zaken is dat op zichzelf niet klachtwaardig. In het algemeen heeft een advocaat de taak zijn cliënt te beschermen tegen overhaaste beslissingen die worden genomen om maar van de zaak af te zijn of die worden genomen in een emotionele gemoedstoestand van de cliënt. Dit speelt des te meer wanneer behoefte is aan spoedige afronding waardoor financiële middelen beschikbaar komen. Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gesteld, is echter niet gebleken dat verweerster verdergaande druk op klaagster heeft uitgeoefend dan een advies op basis van juridische gronden. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

    Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.4    Vast staat dat op basis van de beschikking van 17 augustus 2011 geen rente kan worden gevorderd. Uit de stukken volgt dat klaagster op 8 november 2011 een e-mail bericht geschreven heeft over de door verweerster te verzenden sommatie. Op 9 november 2011 heeft verweerster de sommatie doen uitgaan. Niet kan worden vastgesteld dat klaagster vóór 8 november 2011 heeft aangedrongen op het doen uitgaan van de sommatie. Verweerster had zich naar het oordeel van de raad echter uit zichzelf pro actiever moeten opstellen ten aanzien van de sommatie. Verweerster heeft op dit punt onvoldoende zorgvuldigheid aan de dag gelegd. Dit klachtonderdeel is gegrond.

    Ten aanzien van klachtonderdeel e

5.5    De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat door zijn gedragingen veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. De vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk.

 

 

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

 

7    BESLISSING

De Raad van Discipline stelt vast dat klachtonderdeel a is ingetrokken en verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond, klachtonderdeel e niet-ontvankelijk en klachtonderdeel d gegrond en legt ter zake aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl