Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3757

Zaaknummer

H105-2012

Inhoudsindicatie

Onvoldoende voortvarend opgetreden in pogingen tot schikking en aanhangig maken procedure. Gelet op het feit dat verweerder op eigen verzoek is geschrapt van het tableau en waarschijnlijk niet zal terugkeren in de advocatuur is een maatregel niet geïndiceerd.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Geen maatregel

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

     in de zaak H 105-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

1.     X

2.     Y

                                        klagers

 

tegen:

 

Z

                                       verweerder

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 29 maart 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 19 november 2012 zijn verschenen klager sub 1 en namens verweerder mr. K, voormalig kantoorgenoot van verweerder. Klaagster sub 2 en verweerder zijn niet in persoon verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 29 maart 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende uitgegaan:

2.1     Klagers hebben zich in het voorjaar van 2010 tot verweerder gewend in verband met een geschil dat klagers hadden met een projectontwikkelaar, over een tegelvloer in de door hen van hem gekochte nieuwbouwwoning. Verweerder heeft de wederpartij hierover aangeschreven op 28 augustus 2010. Nadat de wederpartij hen had gesommeerd bij brief van 18 oktober 2010, hebben klagers verweerder verzocht om eveneens hun belangen te behartigen in een tweede geschil met de projectontwikkelaar betreffende het niet oplossen van de oplever- en garantiepunten. Verweerder heeft getracht een minnelijke regeling te treffen. Dat is niet gelukt. Klagers wederpartij heeft hen vervolgens doen dagvaarden tegen 12 januari 2011. Verweerder heeft klagers bij brief van 18 mei 2011 een eerste concept voor de conclusie van antwoord gezonden. 

2.2     Nadat verweerder op 8 juni 2011 wegens gezondheidsredenen was gestopt met zijn praktijk hebben klagers zich moeten wenden tot een andere advocaat. Bij brief d.d. 11 juli 2011 hebben klagers een klacht ingediend bij de deken. Verweerder is op 1 mei 2012 op eigen verzoek van het tableau geschrapt.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:    

Verweerder is onvoldoende voortvarend te werk gegaan bij de behandeling van de zaak en heeft onvoldoende met klagers gecommuniceerd, hetgeen een behoorlijk advocaat niet betaamt. Door het talmen van verweerder, die poogde een minnelijke regeling te treffen, heeft de wederpartij klagers gedagvaard, in plaats van andersom zoals hun bedoeling was. Voor het indienen van de conclusie van antwoord heeft verweerder tweemaal uitstel gevraagd, zonder noodzaak en zonder met klagers te overleggen. Telefonische verzoeken om terug te bellen en schriftelijke vragen werden niet beantwoord, op een door klagers aangeleverd dossier werd niet gereageerd, evenmin als op een formele klacht. In het algemeen heeft verweerder niet overlegd over de te volgen strategie.

 

 

4        VERWEER

4.1     De klacht is ongegrond. Verweerder heeft overduidelijk regelmatig contact gehad met klagers, zowel via e-mail en post als door middel van persoonlijke gesprekken. De procedure heeft weliswaar de nodige tijd in beslag genomen doch is voldoende voortvarend ter hand genomen. Eerst is getracht de zaak te schikken en toen dit niet lukte heeft de wederpartij klagers gedagvaard. In de advocatuur is het niet ongebruikelijk dat gezien de drukte op kantoor een of tweemaal uitstel wordt gevraagd voor het indienen van een conclusie van antwoord. Door het arbeidsongeschikt worden van verweerder heeft de zaak weliswaar verdere vertraging opgelopen doch dit moet worden gezien als overmacht.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat de advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zal zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst derhalve de door de advocaat betrachte zorg voor de cli ë nt in de onder 5.1 bedoelde, volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de onder 5.2 bedoelde vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dit kan, bijvoorbeeld, meebrengen dat niet iedere vergissing of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4     De raad is van oordeel dat verweerder de voortgang van de twee kwesties die klagers aan hem in behandeling hadden gegeven onvoldoende in het oog heeft gehouden. De raad is, overeenkomstig gedragsregel 3, met verweerder van oordeel dat een regeling in der minne vaak de voorkeur verdient boven een proces. Dit neemt echter niet weg dat een advocaat in een concreet geschil, ook bij zijn pogingen een minnelijke regeling te bewerkstelligen, de nodige (ook in de zin van: de door de cli ë nt gewenste) voortvarendheid dient te betrachten, en bij het mislukken van die pogingen het (door de cli ë nt gewenste) alternatief van een proces, waarin de eigen cli ë nt als eiser optreedt, voortvarend ter hand dient te nemen. Uit hetgeen klagers in zoverre onweersproken over het doen en laten van verweerder hebben gesteld, concludeert de raad dat verweerder noch bij zijn pogingen een minnelijke regeling te bereiken en zijn verslaglegging daarover aan klagers, noch bij het aanhangig maken van een proces toen die pogingen bleken te stranden, voldoende voortvarend te werk is gegaan. Aldus heeft hij in dit opzicht niet de zorg voor de belangen van zijn cli ë nten betracht die dezen van hem mochten verwachten.

5.5     Gelet op dit onvoldoende voortvarende optreden van verweerder is het naar het oordeel van de raad alleszins begrijpelijk dat klagers zich voor rechtsbijstand hebben gewend tot een andere advocaat.

5.6     De raad komt tot de slotsom dat de klacht gegrond is.

 

6        MAATREGEL

6.1     Gelet op het feit dat verweerder op eigen verzoek is geschrapt van het tableau en niet te verwachten is dat hij zal terugkeren in de advocatuur is de raad van oordeel dat oplegging van een maatregel niet geïndiceerd is.

             

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel.

 

Aldus beslist door mr. E.P. van Unen, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       29 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klagers

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         verweerder

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl