Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4104
Zaaknummer
R. 3875/12.9
Inhoudsindicatie
De raad kan niet vaststellen of de volgens klager bestaande afspraak dat alle correspondentie eerst in concept aan hem zou worden voorgelegd, daadwerkelijk is gemaakt. Inhoud van de brief in kwestie is overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraken. Verweerster op het verkeerde been gezet door de door de wederpartij gebruikte, onjuiste referentie. Niet klachtwaardig. Overdracht dossier aan opvolgend advocaat zorgvuldig geschied.
Inhoudsindicatie
Klachten ongegrond.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 5 januari 2012 met kenmerk R 11/12/32 ml, door de raad ontvangen op 6 januari 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn advocaat mr. S. en verweerster, vergezeld van haar advocaat mr. van S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in de echtscheiding van zijn voormalige echtgenote. Zijn voormalig echtgenote werd bijgestaan door mr. S.
2.3 Ter zake de beëindiging van het huwelijk zijn twee procedures gestart bij de rechtbank Dordrecht. Een dagvaardingsprocedure die dateert van 7 april 2010 en een echtscheidingsprocedure van 9 juli 2010. Het echtscheidingsverzoek is door verweerster ingediend.
2.4 Als advocaat voor klager in de dagvaardingsprocedure treedt mr. R. op.
2.5 Op 24 november 2010 heeft klager aan verweerster gevraagd om het echtscheidingsdossier over te dragen aan mr. van der K. Die overdracht heeft op 13 december 2010 plaatsgevonden.
2.6 Bij brief met bijlage van 14 juli 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. verweerster zonder enige vorm van overleg met klager met de rechtbank Dordrecht heeft gecorrespondeerd in een dagvaardingsprocedure, terwijl zij wist dat klager in die procedure door een andere advocaat werd bijgestaan;
b. verweerster na beëindiging van de vertrouwensrelatie met klager op 24 november 2010, de benodigde stukken pas op 13 december 2010 aan de opvolgend advocaat heeft gestuurd, terwijl er een termijn liep in de echtscheidingsprocedure tot 4 januari 2011.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
Ten aanzien van klachtonderdeel a
5.1 Dit klachtonderdeel valt in twee verwijten uiteen. Het eerste betreft het zonder instemming verzenden van een brief d.d. 9 november 2010. Het tweede betreft het verwijt dat verweerster zonder opdracht optrad.
5.2 Het eerste verwijt is gebaseerd op een volgens klager gemaakte afspraak tussen hem en verweerster, dat alle correspondentie eerst in concept aan hem moest worden voorgelegd. Het bestaan van deze afspraak is door verweerster betwist. Volgens klager zou die afspraak zijn neergelegd in een brief van mr. S. van 14 oktober 2010, maar deze brief legt klager niet over. Gelet hierop kan de raad niet vaststellen of de afspraak zoals klager stelt, ook daadwerkelijk is gemaakt.
5.3 Ten aanzien van de inhoud van de brief van 9 november 2010 geldt dat klager niet heeft weersproken dat die inhoud overeenkomstig de tussen hem en verweerster gemaakte afspraken was.
5.4 Evenals de deken is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel niet gegrond is. Uit de stukken blijkt dat verweerster omgaand heeft gereageerd op een brief die de procesadvocaat van mr. S. aan de rechtbank Dordrecht had verzonden op 9 november 2010, waarbij als kenmerk niet het nummer van de dagvaardingsprocedure maar dat van de door verweerster behandelde rekest-/echtscheidingsprocedure was vermeld. Verweerster heeft in dat verband onweersproken gesteld dat zij gelet op de inhoud van de brief, in de veronderstelling verkeerde dat deze betrekking had op de echtscheiding die zij voor klager behandelde. Zij heeft aangegeven daarmee in het belang van klager te hebben gehandeld en voegt daaraan toe dat de inhoud van de brief ook geheel in lijn was met de eerder door haar in overleg met klager opgestelde stukken. Ook dit heeft klager niet weersproken. Toen bleek dat de procesadvocaat van mr. S. zich had vergist – ook hij was er (ten onrechte) vanuit gegaan dat de brief de echtscheidingsprocedure betrof –heeft hij de brief in het kader van de echtscheidingsprocedure ingetrokken. Deze brief is dus geen onderdeel gaan uitmaken van het dossier. Verweerster heeft de rechtbank daarop vervolgens laten weten dat de verzending van haar brief van 9 november 2010 op een misverstand berustte. Ook deze brief is geen onderdeel geworden van het dossier.
5.5 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster naar behoren en steeds in belang van klager heeft gehandeld. Dat de behandeling van de dagvaardingsprocedure en echtscheidingsprocedure later door de rechtbank zijn gevoegd, valt verweerster niet te verwijten. Een verband tussen die voeging en haar brief van 9 november 2010 blijkt niet uit de stukken en is ook niet aannemelijk. Bovendien is het aan de rechtbank om te bepalen dat zaken die aan elkaar verwant zijn, gevoegd worden behandeld. Tegen een dergelijke beslissing staat geen hogere voorziening open.
5.6 Voor wat betreft het verwijt dat verweerster zonder opdracht heeft gehandeld waar het de verzending en inhoud van de brief van 9 november 2010 betreft, overweegt de raad van discipline het volgende.
5.7 Verweerster is op het verkeerde been gezet doordat de wederpartij de verkeerde referentie had gebruikt in zijn brief aan de rechtbank. Om die reden heeft zij gemeend op die brief te moeten reageren. In haar brief heeft zij niets inhoudelijks gezegd wat de dagvaardingsprocedure betreft.
5.8 De klacht is ook in zoverre ongegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
5.9 Klager verwijt verweerster voorts dat het drie weken heeft geduurd voordat zij het dossier had overgedragen aan mr. van der K. Daaromtrent overweegt de raad het volgende.
5.10 De overdracht van een dossier aan een opvolgend advocaat dient te allen tijde zorgvuldig te gebeuren. Uit het verweer van verweerster blijkt dat zij na de e-mail van klager aan haar d.d. 30 november 2010, waarin hij het vertrouwen in haar opzegde, telefonisch contact heeft gezocht met mr. van der K. Vanwege vakantie van laatstgenoemde duurde het echter even voordat zij elkaar over het dossier en de overdracht daarvan konden spreken. Verweerster heeft het dossier op 13 december 2010 per koerier aan mr. van der K. opgestuurd. Op 16 december 2010 heeft verweerster aanvullend nog een inventarisstaat met aanvullende stukken gestuurd. Gebleken is dat mr. van der K. nadien nog om nadere stukken heeft gevraagd. Vaststaat dat mr. van der K. een uitstel heeft verkregen voor het verweerschrift zonder dat daarvoor instemming van de wederpartij vereist was.
5.11 Gelet op het voorgaande ziet de raad niet in wat in tuchtrechtelijk relevante zin aan verweerster te verwijten valt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper en mr. C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl