Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4254

Zaaknummer

L 7 - 2013

Inhoudsindicatie

Klaagster komt als derde belanghebbende geen klachtrecht toe.

Inhoudsindicatie

Niet gebleken, dat verweerder feiten aan de rechter heeft voorgelegd, waarvan hij wist, dat deze onjuist waren.

Uitspraak

Beslissing van 7 februari 2013

in de zaak L 7 - 2013

 

naar aanleiding van de klacht van:

X

 

Klaagster

 

Gemachtigde:

A

tegen:

 

B.

           

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 10 januari 2013 met kenmerk 2012-070-K , door de raad ontvangen op11 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         De rechtbank heeft bij vonnis dd. 13 oktober 2010 BV X veroordeeld om aan klaagster een bedrag van € 1.250.000,- , vermeerderd met wettelijke rente en kosten, te betalen.

1.2         Verweerder heeft namens BV Y, aandeelhouder van BV X en de heer V, werknemer van BV X, bij verzoekschrift dd. 20 oktober 2010 het faillissement van BV X aangevraagd. De rechtbank heeft BV X bij vonnis dd. 16 november 2010 in staat van faillissement verklaard. 

1.3         BV X heeft geen appel tegen het vonnis van 16 november 2010 ingesteld, waardoor het vonnis onherroepelijk is geworden.

 

2.           KLACHT

    2.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder een faillissementsverzoek heeft ingediend namens partijen, die -zoals door onderzoek achteraf is gebleken- hiertoe geen opdracht hadden verstrekt ;

2.      verweerder bij de faillissementsaanvraag van BV X dd. 20 oktober 2010 niet deskundig en niet integer heeft gehandeld en niet de volledige feiten naar waarheid aan de rechter heeft voorgelegd.

2.2.                 Klaagster heeft ter toelichting het volgende naar voren gebracht:

Het accountantskantoor van wie verweerder opdracht had gekregen het faillissement van BV X aan te vragen, was hiertoe niet bevoegd. Verweerder wist dit, althans had dit behoren te weten. Ingevolge de Verordening op de administratieve en financiële integriteit dient een advocaat, alvorens hij in rechte voor een partij optreedt, na te gaan of degene die namens de partij opdracht gaf, wel bevoegd is deze partij te vertegenwoordigen.

3.                      VERWEER

3.1         Verweerder betwist niet deskundig en niet integer te hebben gehandeld. Verweerder heeft -voor zover hem (destijds) bekend- een juist feitencomplex naar waarheid aan de rechter voorgelegd.

3.2         De cliënten van verweerder hebben hem destijds van onderbouwde vorderingen voorzien, die zijn verwerkt in een uitgebreid faillissementsverzoek. BV Y, voorzien van deskundige bijstand door een advocaat, heeft hiertegen ter faillissementszitting uitgebreid verweer gevoerd. Het was de onafhankelijke rechter die uiteindelijk heeft geoordeeld dat het faillissement diende te worden uitgesproken.

3.3         Verweerder heeft gehandeld in opdracht van accountantskantoor Z, die door BV Y en de heer V gemachtigd was procedures te entameren. Verweerder heeft klaagster hierover geïnformeerd bij schrijven van 20 juli 2012.

4.           BEOORDELING

    4.1         De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder bij de faillissementsaanvraag van BV X namens BV Y en de heer V. De voorzitter stelt voorop dat aan een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Een advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, en is slechts in uitzonderingsgevallen –indien hij behoorde te weten dat de informatie onjuist was- gehouden de juistheid ervan te verifiëren.

 

    4.2         Voor zover al juist is dat verweerder heeft gehandeld in opdracht van een daartoe niet bevoegde opdrachtgever, komt ter zake aan klaagster, als derde belanghebbende, geen klachtrecht toe. De verordening op de administratieve en financiële integriteit ziet op de verhouding tussen de advocaat en diens cliënten. De voorzitter zal het eerste onderdeel van de klacht op grond hiervan als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

    4.3         Het moge zo zijn dat klaagster is benadeeld door het faillissement van BV X, dit betekent nog niet dat verweerder hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Verweerder diende het belang van zijn cliënten te behartigen. Verweerder mocht hierbij afgaan op de informatie die hij van zijn cliënten ontving. Niet gebleken is dat verweerder feitenmateriaal aan de rechter heeft voorgelegd waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist was. Verweerder heeft gemotiveerd in het faillissementsrekest naar voren gebracht dat zijn cliënten een vordering hadden op BV X en dat die BV in een toestand verkeerde waarin deze was opgehouden te betalen. Vervolgens heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden, is uitvoerig verweer gevoerd en heeft de rechtbank beslist dat het faillissement diende te worden uitgesproken. Nu klaagster geen concrete feiten heeft aangetoond, waaruit blijkt dat verweerder feiten aan de rechter heeft voorgelegd waarvan hij op dat moment wist dat deze onjuist waren, valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken en zal de voorzitter het tweede onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af;

 

wijst het tweede onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op   7 februari 2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 februari 2013

 

per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.