Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4015

Zaaknummer

13-031NH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over onjuiste voorlichting over vergoeding kosten van rechtsbijstand in echtscheidings- en verdelingsprocedure kennelijk ongegrond. Evenmin sprake van excessief declareren.

Uitspraak

Beslissing van 25 februari 2013

in de zaak 13-031NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 28 januari 2013 met kenmerk td/md/515, door de raad ontvangen op 31 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft vanaf het voorjaar van 2011 de belangen van klaagster behartigd ter zake de echtscheiding van klaagster en haar (inmiddels gewezen) echtgenoot ("de man"). Klaagster werd voordien bijgestaan door mr. A, een kantoorgenoot van verweerster. Verweerster heeft de zaak overgenomen toen mr. A met zwangerschapsverlof ging.

1.3 In de opdrachtbevestiging is vermeld dat voor klaagster een toevoeging zal worden aangevraagd voor de echtscheidingsprocedure. Voorts is vermeld dat gezien het feit dat klaagster en de man de echtelijke woning zullen verkopen de toevoeging achteraf zou worden ingetrokken en dat dan een uurtarief van EUR 185 (exclusief BTW) en 5% kantoorkosten in rekening zullen worden gebracht.

1.4 Bij e-mail van 2 februari 2011 heeft mr. A klaagster geïnformeerd over het verdere verloop van de procedure. Onder meer heeft mr. A uitgelegd dat na indiening van het verweerschrift door de man een zitting zal plaatsvinden, dat de rechtbank ter zitting de echtscheiding, het ouderschapsplan en alimentatie zal behandelen en dat de verdeling in een afzonderlijke, nadien te plannen zitting zal worden behandeld.

1.5 In genoemde e-mail heeft mr. A klaagster voorts bericht dat de toevoeging voor de echtscheidingsprocedure zal worden ingetrokken in verband met het feit dat de woning per 1 februari 2011 was overgedragen en klaagster uit de overwaarde van de woning meer dan de helft van het heffingsvrij vermogen had ontvangen. Mr. A. bericht voorts dat zij, gelet hierop voornemens is de tot dat moment gemaakte kosten bij klaagster in rekening te brengen.

1.6 In reactie hierop heeft klaagster bij e-mail van 5 februari 2011 aan mr. A laten weten dat zij een bevestiging van de Raad voor Rechtsbijstand wenst te ontvangen dat de toevoeging is ingetrokken en dat de advocaatkosten voor haar rekening zijn.

1.7 Mr. A heeft op 10 februari 2011 een verweerschrift van de man ontvangen, waarin een zelfstandig inhoudelijk verzoek is opgenomen tot verdeling. In verband daarmee heeft mr. A klaagster geadviseerd een tweede toevoeging aan te vragen voor de boedelscheiding, die door de rechtbank afzonderlijk zal worden behandeld. Deze tweede toevoeging is met instemming van klaagster aangevraagd en vervolgens verleend.

1.8 In het kennismakingsgesprek tussen klaagster en verweerster heeft verweerster klaagster meegedeeld dat het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand sinds begin 2011 was aangescherpt en gewijzigd. Op grond van dit beleid viel de afgekoppelde boedelscheiding onder het bereik van de echtscheidingstoevoeging. Verweerster heeft klaagster uitgelegd dat het uit oogpunt van advocaatkosten verstandig was de verdeling reeds tijdens de zitting in de echtscheidingsprocedure af te wikkelen, omdat er anders een nieuwe zitting zou komen voor de verdeling. Ook bij e-mail van 13 mei 2011 heeft verweerster klaagster bericht dat het gelet op het huidige beleid van de Raad voor Rechtsbijstand voor klaagster gunstiger was om te proberen reeds tijdens de zitting in de echtscheidingsprocedure de verdeling af te handelen.

1.9 De zitting heeft op 25 mei 2011 plaatsgevonden. De echtscheiding is bij beschikking van 19 juli 2011 uitgesproken. Bij deze beschikking is ook de door partijen na de zitting overeengekomen wijze van verdeling van de gemeenschap van goederen vastgesteld. Omdat in de beschikking de onjuiste trouwplaats was vermeld, hetgeen bleek bij een poging van verweerster om de door partijen ondertekende akte van berusting in te schrijven bij de in de beschikking genoemde gemeente, heeft de rechtbank op verzoek van verweerster een herstelbeschikking opgemaakt.

1.10 De toevoeging voor de boedelscheiding is op 2 november 2011 door de Raad voor Rechtsbijstand ingetrokken, omdat de toevoeging onder het bereik valt van de echtscheidingsprocedure, waarvoor ook een toevoeging was verleend. Het door klaagster daartegen ingestelde bezwaar is ongegrond verklaard.

1.11 De toevoeging voor de echtscheidingsprocedure is op 7 november 2011 ingetrokken in verband met het in die procedure door klaagster behaalde financiële resultaat.

1.12 Bij brief van 7 november 2011 heeft klaagster zich bij de klachtenbehandelaar van het kantoor van verweerster beklaagd over verweerster. De klacht is bij brief van 25 november 2011 afgewezen.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster klaagster onjuist heeft voorgelicht over de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de echtscheidingsprocedure en de verdelingsprocedure;

b) de declaraties te hoog zijn, omdat deze dubbele honoraria bevatten in verband met de overname van de zaak vanwege het zwangerschapsverlof van mr. A en extra kosten vanwege het herstellen van de onjuiste trouwplaats in de beschikking.

2.2 Klaagster stelt dat de informatie van verweerster, dat het voor de toevoeging niet uitmaakte of de echtscheidingsprocedure en de verdelingsprocedure afzonderlijk zouden worden behandeld, onjuist was. Uit navraag bij de Raad voor Rechtsbijstand is klaagster gebleken dat bij het voeren van twee afzonderlijke procedures alleen de kosten voor de boedelscheiding (ca. EUR 4.000) voor haar rekening zouden komen in verband met het vrijkomen van de overwaarde van de woning, terwijl thans alle kosten ad EUR 12.500 voor haar rekening zijn. Ten onrechte is in het echtscheidingsverzoekschrift om inhoudelijke verdeling verzocht, waardoor een aparte dagvaardingsprocedure niet meer mogelijk was.

3 BEOORDELING

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de voorzitter als volgt. Vaststaat dat, zoals verweerster heeft toegelicht, de Raad voor Rechtsbijstand als gevolg van het feit dat rechtbanken sinds enige tijd de boedelverdeling loskoppelen van de echtscheidingsprocedure het beleid had dat voor de afwikkeling van de boedelscheiding een aparte toevoeging werd afgegeven. Dit is de reden geweest dat mr. A een tweede toevoeging heeft aangevraagd nadat de man een inhoudelijk verzoek tot verdeling had gedaan.

3.2 Vaststaat ook dat genoemd beleid van de Raad voor Rechtsbijstand eind 2010 is gewijzigd, in die zin dat alleen indien voor de boedelscheiding een afzonderlijke dagvaardingsprocedure wordt gevoerd, daarvoor een afzonderlijke toevoeging wordt verstrekt. Indien de rechtbank de boedelscheiding los koppelt van de echtscheidingsprocedure, wordt de toevoeging voor de boedelscheiding afgewezen, omdat deze onder het bereik van de toevoeging voor de echtscheidingsprocedure valt.

3.3 De voorzitter stelt vast dat verweerster klaagster over de hiervoor genoemde beleidswijziging heeft geïnformeerd. In het licht van de beleidswijziging komt het advies van verweerster om de verdeling af te handelen in het kader van de zitting in de echtscheidingsprocedure teneinde de kosten te besparen van een nieuwe zitting over de verdeling, de voorzitter niet kennelijk onjuist voor. Daarbij heeft verweerster zich er rekenschap van gegeven dat de advocaatkosten voor rekening van klaagster zouden komen, omdat de toevoeging voor de echtscheidingsprocedure in verband met de uit de verkoop van de woning vrijgekomen gelden zou worden ingetrokken, over welk gevolg klaagster ook bij aanvang van de procedure schriftelijk is geïnformeerd.

3.4 Het verwijt dat verweerster een afzonderlijke procedure tot verdeling aanhangig had moeten maken gaat niet op, reeds omdat dit gegeven het zelfstandig inhoudelijk verzoek tot verdeling in het verweerschrift van de man in de echtscheidingsprocedure niet aan de orde was, terwijl partijen voordien hebben getracht in onderling overleg tot een verdeling te komen.

3.5 Dat alleen de toevoeging voor de boedelscheiding zou zijn ingetrokken, indien er twee afzonderlijke procedures zouden zijn gevoerd, is niet alleen niet vast komen te staan maar ook niet aannemelijk, gelet op de door verweerster aangehaalde bijlage bij beleidsregels resultaatbeoordeling. Hieruit blijkt dat indien de echtelijke woning tijdens de echtscheidingsprocedure wordt verkocht, waarbij na aflossing van de hypotheek een uit te keren bedrag resteert, de toevoeging voor de echtscheiding geldt inclusief de boedelscheiding. Dit duidt erop dat de echtscheidingstoevoeging na beëindiging van de verdelingsprocedure wegens het resultaat van laatstgenoemde procedure alsnog zou zijn ingetrokken.

3.6 Dit klachtonderdeel dient dan ook kennelijk ongegrond te worden verklaard.

3.7 Klachtonderdeel b) ziet op de hoogte van de declaratie. De voorzitter overweegt dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan is blijkens het klachtdossier geen sprake. Het uurtarief, waarover klaagster vooraf schriftelijk is geïnformeerd, noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk, terwijl verweerster zich bovendien bereid heeft verklaard 3,5 uur, die geschreven zijn in verband met de overdracht van het dossier en haar eerste bespreking met klaagster, in mindering te brengen op de declaratie.

3.8 Dat verweerster de (geringe) tijd die gemoeid was met herstel van de onjuiste trouwplaats in de beschikking in rekening heeft gebracht, komt de voorzitter evenmin kennelijk onredelijk voor, aangezien partijen noch de rechtbank deze fout in eerdere stukken hebben opgemerkt en klaagster zelf de akte van berusting heeft ondertekend, waarin eveneens de onjuiste trouwplaats was vermeld.

3.9 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr.S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 25 februari 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.