Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:75

Zaaknummer

13-43

Inhoudsindicatie

Verweerders hebben belangen van klaagster onvoldoende behartigd, door de minst voor de hand liggende oplossingsrichting te volgen en daarbij onvoldoende voortvarend te handelen, gelet op de penibele financiële situatie van klaagster. Het feit dat verweerders klaagster hebben gewezen dat zij niet in de kwestie tegen de gemeente zouden optreden, disculpeert hen niet. Verweerders hadden klaagster moeten doorverwijzen.

Uitspraak

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-43

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster

tegen:

mr. B. verweerder

en

mr. Z. verweerster

beiden advocaat te N.

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 februari 2013 met kenmerk RVT 1112-9478/LB/sd, door de raad ontvangen op 13 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 juni 2013 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht. mrs. B. en Z. zijn eveneens verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich op 12 januari 2012 gewend tot het kantoor van verweerders. Klaagster zocht hulp in verband met een korting op (het voorschot op) een WWB-uitkering die klaagster van de gemeente ontving. Klaagsters werd gekort met een bedrag van € 287,88 per maand in verband met het feit dat klaagster aanspraak zou kunnen maken op kinderalimentatie. Mr. B. heeft klaagster bericht dat mr. Z. haar bij zou staan in het kader van de inning van kinderalimentatie.

2.3 Klaagster is in 2006 gescheiden. Klaagster is alleenstaande en heeft de zorg voor twee kinderen in de puberleeftijd. Bij beschikking van 14 juni 2006 is de kinderalimentatie vastgesteld op een bedrag van € 129,-- per kind per maand, in de periode dat de vader niet over een eigen woning beschikt. De rechtbank heeft voorts in de beschikking overwogen dat de vader niet in staat kan worden geacht om kinderalimentatie te voldoen, nadat hij de beschikking heeft gekregen over een eigen woning.

2.4 Op 8 maart 2012 zond mr. Z. klaagster een conceptbrief gericht aan haar ex-echtgenoot, die kort daarna is verstuurd. Verweerster heeft voorts telefonisch gesproken met de wederpartij.

2.5 Op 23 mei 2012 is de grosse van de beschikking, die aanvankelijk niet in het bezit was van verweerders, gestuurd aan een deurwaarderskantoor. Verweerders hebben de inschakeling van een deurwaarder, in plaats van het LBIO, niet uitdrukkelijk met klaagster besproken.

2.6 De uitkering van klaagster is gedurende een periode van 11 maanden gekort. Door tussenkomst van een opvolgend advocaat is uiteindelijk de korting ongedaan gemaakt.

2.7 Bij brief, die is ontvangen op 16 oktober 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

a) De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij aan klaagster geen adequate juridische bijstand hebben verleend.

4 VERWEER

4.1 Verweerders stellen dat zij klaagster uitdrukkelijk erop hebben gewezen haar niet in de kwestie tegen de gemeente bij te kunnen staan. De gedachte was dat, indien ten overstaan van de gemeente kon worden aangetoond dat voldoende pogingen waren ondernomen om de kinderalimentatie te innen, de gemeente op grond daarvan reeds van de korting zou afzien. Bewust is het LBIO niet ingeschakeld. In verband met de spoedeisendheid van de kwestie heeft men gekozen voor een opdracht aan een deurwaarder.

5 BEOORDELING

5.1 Toen klaagster om hulp bij verweerders aanklopte verkeerde klaagster in een penibele financiële situatie. Teneinde snel verbetering in de situatie voor klaagster te brengen, was een aantal oplossingsrichtingen denkbaar.

5.2 De meest voor de hand liggende oplossing was bezwaar aan te tekenen tegen het besluit van de gemeente de uitkering van klaagster te korten. In het midden kan blijven of uitdrukkelijk aan klaagster is medegedeeld en door klaagster is begrepen dat men haar niet in de kwestie tegen de gemeente zou kunnen bijstaan. Verweerders hadden zich bewust moeten zijn van deze meest voor de hand liggende oplossingsrichting en hadden, indien zij dit niet zelf ter hand wilden nemen, klaagster moeten doorverwijzen naar een andere advocaat.

5.3 Verweerders hadden onderzoek kunnen en moeten doen naar de vraag of de ex-echtgenoot van klaagster inmiddels beschikte over eigen woonruimte. In dat geval bedroeg de kinderalimentatie overeenkomstig de beschikking uit 2006 immers nihil. Een enkel telefoongesprek met de ex-echtgenoot, zonder dat duidelijk werd of deze inmiddels beschikte over woonruimte, volstond onder de gegeven omstandigheden niet.

5.4 Verweerders hebben zich uitsluitend geconcentreerd op de inning van de kinderalimentatie, zonder daarbij in voldoende mate te onderzoeken of er nog sprake was van enige verschuldigdheid op basis van de beschikking uit 2006. Bovendien hebben verweerders de zaak niet met voortvarendheid opgepakt. De wederpartij is eerst bij brief d.d. 9 maart 2013 aangeschreven en de grosse is eerst op 23 mei 2012 aan de deurwaarder toegestuurd. Deze trage manier van aanpak van de zaak klemt te meer gelet op de penibele financiële situatie van klaagster. Verweerders kan voorts worden verweten dat zij de keuze tot inschakeling van een deurwaarder, in plaats van het LBIO, met het oog op de kosten die dit met zich zou brengen, niet uitdrukkelijk hebben besproken met klaagster.

Het geheel overziend is de raad van oordeel dat verweerders aan klaagster geen adequate rechtsbijstand hebben verleend. De klacht is derhalve gegrond.

 

MAATREGEL

5.2 Ter zitting van 3 juni 2013 is de ambtshalve dekenklacht, die hetzelfde feitencomplex betreft, behandeld. Die zaak heeft als nummer 13-44. Aan verweerders is naar aanleiding van de ambtshalve dekenklacht de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd. Gelet hierop kan in onderhavige klachtzaak volstaan worden met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van enige maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht van klaagster gegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. H.J.P. Robers, C.J. Lunenberg-Demenint, F.A.M. Knüppe en E.A.T.M. Steverink leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.