Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3985

Zaaknummer

M275-2012

Inhoudsindicatie

Ofschoon gedragsregel 15 lid 2 is overtreden door, nadat vonnis was gevraagd, zonder toestemming van de wederpartij een akte aan de rechtbank toe te zenden, is, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, geen sprake van handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdeel betreffende schending van gedragsregel 15 lid 1 is wel gegrond, nu verweerder een kopie van het faxbericht aan de rechtbank niet per fax, maar per gewone post aan de advocaat van de wederpartij heeft gezonden, zodat deze niet gelijktijdig met de rechtbank op de hoogte kon raken van de inhoud van het bericht. Geen maatregel vanwege specifieke omstandigheden die verweerder naar voren heeft gebracht.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond; geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 4 maart 2013

     in de zaak M275-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

A

 

klager

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 3 oktober 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 7 januari 2013 is namens klager zijn kantoorgenote mw. mr. S. verschenen. Tevens is verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 3 oktober 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is de advocaat van de wederpartij van de cliënt van klager. Tussen partijen bij de rechtbank te M is een procedure aanhangig. Blijkens het roljournaal hebben partijen vonnis gevraagd op 30 januari 2012. De zaak is verwezen naar de rol van 9 mei 2012 voor het wijzen van vonnis. De rechtbank heeft het wijzen van vonnis uitgesteld tot 6 juni 2012.

2.2     Bij faxbericht d.d. 26 april 2012 heeft verweerder aan klager verzocht om hem toestemming te geven voor het bij akte op 2 mei 2012 indienen van stukken waarover hij, zo vermeldt hij in zijn faxbericht, onlangs de beschikking had gekregen. Bij faxbericht d.d. 27 april 2012 heeft klager aan verweerder bericht dat hij hem geen toestemming geeft voor het in het geding brengen van de stukken. Bij brief d.d. 2 mei 2012 heeft verweerder de deken te M en de deken te R op de hoogte gesteld van zijn voornemen om de akte, ondanks het ontbreken van de toestemming van klager, toch in te dienen. Verweerder heeft ter rolzitting van 29 mei 2012 een akte houdende inbreng producties, tevens houdende een incidentele vordering ex artikel 22 Rv ingediend. De rechtbank heeft deze akte geweigerd.

2.3     Naar aanleiding van die weigering heeft verweerder zich bij faxbericht d.d. 31 mei 2012 tot de rechtbank gewend met het verzoek om de akte alsnog in behandeling te nemen. De rechtbank heeft dat verzoek op 11 juni 2012 afgewezen. De rechtbank heeft een kopie van dit faxbericht, met daarop vermeld de beslissing van de rolrechter, aan klager toegestuurd. De rechtbank heeft de akte wederom geweigerd.

De rechtbank heeft nadien bepaald dat re- en dupliek moest plaatsvinden.

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.         zonder toestemming van klager, optredend voor een van de wederpartijen, zich tot de rechtbank heeft gewend, nadat in de procedure om uitspraak was gevraagd;

2.         aan de rechtbank een brief heeft toegezonden zonder gelijktijdig een afschrift daarvan aan klager toe te zenden.

4        VERWEER

          Klachtonderdeel 1

4.1     In het belang van verweerders cliënt en de procedure heeft verweerder klager reeds van tevoren bericht dat hij de akte zou indienen. Verweerder was pas na de comparitie van partijen ter ore gekomen dat er een procedure aanhangig was geweest bij de rechtbank te T. Verweerder heeft klager meerdere malen verzocht om hem de betreffende processtukken te doen toekomen. Klager heeft daarop niet gereageerd. De reden voor de schending van gedragsregel 15 lid 2 is gelegen in het feit dat deze gedragsregel moest wijken voor het belang van de cliënt van verweerder. Immers, klager heeft informatie achtergehouden waardoor verweerders cliënt geheel ten onrechte in de procedure is betrokken. Ter vermijding van verdere kosten en schade aan de zijde van verweerders cliënt moest verweerder gedragsregel 15 lid 2 wel schenden. Voorts was niet door partijen om vonnis gevraagd, maar was door de rechtbank vonnis bepaald.

          Klachtonderdeel 2

4.2     Een kopie van het faxbericht d.d. 31 mei 2012 aan de rechtbank is per gewone post op 31 mei 2012 aan klager verzonden. Wellicht is deze brief in het ongerede geraakt bij het postkantoor dan wel bij klager.

5        BEOORDELING

5.1     Gedragsregel 15 lid 1 bepaalt dat het de advocaat niet geoorloofd is zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat der wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift der mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren. Gedragsregel 15 lid 2 bepaalt dat, nadat om een uitspraak is gevraagd, het de advocaat niet geoorloofd is zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden.

          Klachtonderdeel 1

5.2     Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht neemt de raad aan dat bij het sluiten van de comparitie tussen partijen overeenstemming bestond dat vonnis moest worden gewezen, zodat vonnis is “gevraagd” in de zin van gedragsregel 15 lid 2. Nu de toestemming van klager voor het indienen van een akte door verweerder ontbrak, heeft verweerder, door desondanks de akte in te dienen, gehandeld in strijd met gedragsregel 15 lid 2. De stelling van verweerder dat hij eerst ruim na de comparitie van partijen de beschikking kreeg over de bewuste stukken waarover klager wel beschikte en dat deze stukken van groot belang waren voor de procedure is evenwel door klager - die niet persoonlijk ter zitting van de raad is verschenen - niet dan wel onvoldoende weersproken. De raad stelt voorop dat de advocaat die de in gedragsregel 15 lid 2 neergelegde norm – het verbod om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden, nadat om een uitspraak is gevraagd – niet in acht neemt, in het algemeen in strijd handelt met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Gelet op de door verweerder aangevoerde argumenten gelegen in het bijzondere belang van zijn cliënte, is de raad evenwel van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van handelen of nalaten van verweerder dat een behoorlijk advocaat niet betaamt zoals bepaald in artikel 46 Advocatenwet. 

          Klachtonderdeel 2

5.3     Verweerder stelt dat hij op 31 mei 2012 aan de drie andere bij de procedure betrokken advocaten per telefax een afschrift van zijn faxbericht aan de rechtbank d.d. 31 mei 2012 heeft toegestuurd en dat hij, om hem moverende redenen, op diezelfde dag aan klager per gewone post een afschrift van zijn faxbericht aan de rechtbank heeft toegestuurd. Klager heeft betwist dat hij dat afschrift heeft ontvangen. In het midden kan blijven of verweerder de brief daadwerkelijk heeft verzonden. De raad overweegt dat het doel van de in gedragsregel 15 lid 1 voorgeschreven gelijktijdige toezending van een afschrift aan de advocaat van de wederpartij is dat de advocaat van de wederpartij gelijktijdig met de rechtbank op de hoogte raakt van de inhoud van het bericht aan de rechtbank. Door te kiezen voor verzending per gewone post kon klager op zijn vroegst een dag na de verzending van het faxbericht aan de rechtbank van de inhoud van dat faxbericht op de hoogte raken. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het doel en de strekking van gedragsregel 15 lid 1.

5.4     De raad acht het eerste onderdeel van de klacht derhalve ongegrond, het tweede onderdeel gegrond. 

6        MAATREGEL

6.1     Zoals hiervoor onder 5.2 is overwogen zijn  de door verweerder aangevoerde argumenten door klager niet gemotiveerd weersproken. De procedure tussen de cliënten van klager en verweerder is nog aanhangig. Niet is gebleken dat klagers cliënte schade heeft ondervonden van de gang van zaken. Gelet op dit alles ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel ten aanzien van klachtonderdeel 2. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, J.F.E. Kikken, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op      

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard ook door:

 -        klager

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.          Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl