Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4159

Zaaknummer

H181-2012

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat de zaak ondeskundig en onzorgvuldig is behandeld, noch dat excessief is gedeclareerd. De declaratie was gebaseerd op de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster opgelegde eigen bijdrage. Geen aanleiding om het dossier over te dragen, aangezien het dossier was gesloten voordat verweerster het kantoor verliet.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

(zitting 17 december 2012)

Uitspraak

Beslissing van 25 februari 2013

     in de zaak H 181-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 10 juli 2012 op de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

tegen:

 

B

 

verweerster

 

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 10 juli 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 juli 2012 is verzonden aan klaagster.

1.2         Bij brief d.d. 13 juli 2012, door de raad ontvangen op 20 juli 2012, heeft klaagster verzet gedaan tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Ter zitting van de raad dd. 10 december 2012 is het verzet van klaagster in klachtzaak H 182-2012 behandeld. Bij de mondelinge behandeling is klaagster verschenen. Hoewel klaagster en verweerster in klachtzaak H 181-2012, in verband met het zwangerschapsverlof van verweerster, niet waren opgeroepen, heeft klaagster in verband met de samenhang van de klachtzaken H 181-2012 en H 182-2012 tijdens de mondelinge behandeling dd. 10 december 2012 tevens haar verzet in klachtzaak H 181-2012 nader toegelicht. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Aangezien verweerster niet was opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 10 december 2012, heeft de griffier van de raad verweerster verzocht de raad te berichten of zij alsnog gehoord wenste te worden in deze zaak. De griffier van de raad heeft aan verweerster desgevraagd een afschrift van het Proces-verbaal, met daaraan gehecht de pleitnota van klaagster, toegezonden. Verweerster heeft de griffier van de raad op 19 februari 2013 telefonisch bericht dat, indien de raad geen vragen meer had, op basis van de schriftelijk stukken kon worden beslist. De griffier van de raad heeft partijen bij brief dd. 19 februari 2013 bericht dat, de uitspraak werd bepaald op 25 februari 2013.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

-      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klaagster d.d. 13 juli 2012.

 

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Klaagster heeft zich op 14 juli 2010 telefonisch tot verweerster gewend in verband met een geschil met de gemeente E. Op 15 juli 2010 heeft een gesprek tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden. Afgesproken werd dat eerst een toevoeging zou worden aangevraagd. Op 11 augustus 2010 werd een toevoeging aan klaagster verleend, waarbij de eigen bijdrage werd vastgesteld op een bedrag van € 750,--. Verweerster heeft klaagster hiervan bij brief van 18 augustus 2010 op de hoogte gesteld en klaagster, in verband met de hoogte van de vastgestelde eigen bijdrage, gewezen op de mogelijkheid van peiljaarverlegging. Verweerster heeft het bovenstaande bij brief van 15 september 2010 herhaald en verzocht haar mede te delen of het inkomen van klaagster lager was dan het vastgestelde inkomen. Verweerster heeft klaagster erop gewezen dat indien voor 22 september 2010 geen verzoek tot peiljaarverlegging was gedaan de eigen bijdrage van € 750,-- ongewijzigd zou blijven en aan haar in rekening zou worden gebracht.

2.2         Verweerster verzocht klaagster bij brief van 7 oktober 2010 contact met haar op te nemen om het verdere verloop van de zaak te bespreken. Op 14 oktober 2010 heeft klaagster verweerster telefonisch bericht dat zij wilde wachten met het maken van een afspraak omdat zij in afwachting was van een uitspraak van het EHRM alsmede de Centrale Raad van Beroep. Verweerster heeft dit telefoongesprek bij brief van 14 oktober 2010 schriftelijk aan klaagster bevestigd.

2.3         Verweerster heeft klaagster bij brief van 29 december 2010 verzocht contact met haar op te nemen om het verdere verloop van de zaak te bespreken, onder gelijktijdige toezending van de declaratie betreffende de eigen bijdrage.

2.4         Klaagster heeft verweerster bij brief van 3 februari 2011 bericht dat zij vooralsnog afzag van haar voornemen een zaak tegen de gemeente E te beginnen en dat zij dus ook afzag van de diensten van verweerster.

2.5         Verweerster heeft bij brief van 21 februari 2011 bericht haar werkzaamheden op te schorten. Zij heeft klaagster erop gewezen dat het feit dat klaagster niet langer gebruik wenste te maken van de diensten van verweerster haar niet ontsloeg van de verplichting tot betaling van de eigen bijdrage in verband met de reeds door verweerster verrichte werkzaamheden. Verweerster stelde voor het dossier open te houden gelet op de hoogte van de eigen bijdrage, zodat klaagster op een later tijdstip nog gebruik zou kunnen maken van de verleende toevoeging.

2.6         Verweerster heeft klaagster bij brief van 27 april 2011 herinnerd aan haar schrijven van 21 februari 2011. Zij verzocht klaagster binnen 7 dagen te reageren, bij gebreke waarvan zij zou overgaan tot sluiting van het dossier. Zij verzocht klaagster om over te gaan tot betaling van de openstaande declaratie d.d. 29 december 2010.

2.7         Verweerster heeft per 1 mei 2011 haar voormalige kantoor verlaten. Het dossier van klaagster werd door het voormalig kantoor van verweerster gesloten.

2.8         Klaagster heeft bij brief van 4 januari 2012 aan verweerster verzocht te reageren op haar brief van mei 2011, waarin zij verzocht de aan haar bekende informatie aan klaagster toe te zenden. Bij brief van 4 januari 2012 heeft mr. X namens verweerster, die inmiddels het kantoor had verlaten, bericht dat het schrijven van mei 2011 bij het kantoor niet bekend was. Hij wees klaagster op de onbetaalde declaratie en deelde klaagster mede dat zijn kantoor coulancehalve bereid was het bedrag te matigen tot een bedrag van € 375,-- tegen finale kwijting over en weer.

2.9         De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing van 28 maart 2012 de vergoeding vastgesteld op in totaal € 554,18 en het door de raad uit te betalen bedrag op € 0,00. Op 12 april 2012 is door het voormalig kantoor van verweerster een verzoek bevelschrift eigen bijdrage ex artikel 38 lid 4 Wet op de Rechtsbijstand bij de voorzieningenrechter van de rechtbank H  ingediend.

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt in dat

1.         verweerster de zaak van klaagster ondeskundig en onzorgvuldig heeft behandeld;

2.         verweerster excessief heeft gedeclareerd;

3.         verweerster klaagster niet over haar ontslag heeft geïnformeerd en niet heeft gezorgd voor een fatsoenlijke overdracht van haar dossier.

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter het verkeerd heeft begrepen. De voorzitter heeft het dekenstandpunt overgenomen dat slechts gebaseerd was op uitspraken van één partij, zonder de mogelijkheid tot wederhoor.

 

 

4               BEOORDELING

4.1         De voorzitter heeft op basis van de overgelegde stukken in de voorzittersbeslissing terecht overwogen dat niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster valt te maken.

4.2         Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad van oordeel dat geenszins is gebleken dat verweerster de zaak van klaagster ondeskundig en onzorgvuldig heeft behandeld, noch dat verweerster excessief heeft gedeclareerd. De declaratie was immers gebaseerd op de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klaagster opgelegde eigen bijdrage. Omdat klaagsters dossier was gesloten voordat verweerster het kantoor verliet, bestond er voor verweerster geen aanleiding om klaagster op de hoogte te brengen van haar vertrek en was er evenmin aanleiding om het dossier over te dragen.

4.3         In het verzetschrift en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 25 februari 2013 van mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier.

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 februari 2013.

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerster

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.